gedraaide peulen van een Pithecolobium trokken onze aandacht.
De Glutä Renghas droeg zoowel bloemen als vruchten. Wij zagen
van dezen boom talrijke exemplaren, die op enkele punten
kleine, 25— 30 meter hooge'bosschen vormden ter gröotte van
1 ä W& hectaren, waarin geen andere woudboomen groeiden.
Zulk een Rengas-bosch, typisch voor vele riviermondingen in
deze streek,' heeft een eigenaardig voorkomen. Het grootste
gedeelte van het jaar staan de boomen */, tot 1 meter diep in
het ströomend rivierwater, soms echter blijft het woud weken
lang droog. De lichtgrijze stammen, wier laagste takken soms
een 20-tal meters boven den grond ontspruiten, zijn meestal
fraai recht en niet zelden zuilvormig. Op borsthoogte hebben
zij vaak een middellijn van i'/j— 2 meters en van onderen ein-
digen zij in talrijke, zieh ver over den grond uitstrekkende wor-
tellijsten. De boom is onmiddellijk herkenbaar aan het gitzwarte
härsachtige sap, dat bij verwonding uit stam en takken vloeit,
en dat, daar het gewoonlijk zoowel deze als de groote vruchten
bedekt, aan een Rengas-bosch een eigenaardig voorkömen
verleent. De scherpe eigenschappen van dit sap, dat op de
huid ontsteking verwekt, zijn bekend. De inlanders beweerden
dat het sap van de hier evenzeer voorkomende Vitex pteropoda
Miq. 00k ontsteking kan veroorzaken. Zoo dit het geval is,
onderscheidt zieh deze soort in dit opzicht van al hare ver-
wanten. Er is echter juist daarom wel eenige reden om te
twijfelen aan de waarheid dezer opgave , waaromtrent wij geen
gelegenheid hadden ons zekerheid te verschaffen.
6 . Z ö E T W A T E R -M O E R A S W O U D E N A A N D E K a M P A R E N B IJ
P a n k a l a n D o e l e i .
Terwijl de bodem van de bosschen die de Sigati omzoomen,
ofschoon vrij hoog bedekt door het water van de buiten hare
oevers getreden rivier, nog vrij hard was, vonden wij op onzen
tocht van 20 tot 22 Maart een woudr waarvan de bodem tot
op een groote diepte uit modder bestond. Het loopen zou hier
onmogelijk geweest zijn, wanneer de modder riiet bedekt wäre
-geweest met een veerkrachtig dek van afgevallen bladeren, dat
-door een netwerk van boomwortels werd gedragen. De modder-
iaag was zoo diep, dat met een stok van 6 meter lengte nog
'geen vaste ondergrond werd bereikt. Het spreekt van zelf dat
de vegetatie dientengevolge een geheel ander beeid vertoonde
dan de overstroomde bosschen, welke wij hierbpven bespraken.
In zooverre komt zij met deze' övereen, dat wij 00k hier een
hoogstammig woud vinden. Om zieh echter op den lossen bodem
-staande te houden, en 00k om in het wortelstelsel de zuurstof
te kunnen opnemen, die in den bodem niet in vrijen toestand
.voorkomt, hebben de boomen een aantal inrichtingen, die aan
dit bosch een eigenaardig voorkomen geven. Onder die inrichtingen
noemen wij 2—4 meter hooge luchtworteis, steckewor-
tellijsten, rechtopstaande ademwortels met groote lenticellen,
60k luswortels, die 2— 4 of zeldzamer 6 10 c.M. dik zijn,
bezemvormige luchtworteis uit den stam, en eindelijk groote, om
den stam in de modder uitgespreide netten van haarworteis.
Merkwaardig is het dat deze inrichtingen hier niet voorkomen
aan die soorten waaraan men ze gewoonlijk waarneemt, zooals
-bij Sonneratia., Avicennia, Rhizophora, Bruguiera, doch bij
geheel andere, als Calophyllum, Eugenia, Chisocheton , Pandanus,
Canarium en Myristica. Van 20S22 Maart bleei'het voorkomen
van het doortrokken'terrein-hetzelfde, ,en zagen wij 00k
in den plantengroei geen veranderingen. Op den laatsten dag
werd onze aandacht getrokken door een drietal boomen: voor-
eerst een 2 ä 3 meter hooge boomvaren, vervolgens een reus-
achtige Pandanus, die geeii steltwortels had , en welks rolronde,
kort gedoornde, 18 ä. 20 meter. hooge, slechts ¿6ns vertakte
stam aan dien van een kalapa deed denken. Er kwamen hier
een drietal exemplaren, voor van deze soort, welke wij verder
op den tocht nergens hebben waargenomen. De gewone soort
in deze streek is klein en heesterachtig, en onderscheidt zieh
van deze door veel smalier en korter bladeren. Eindelijk vonden
wij hier nog een Zalacca met zeer zure vruchten..
Op het laatst van den tocht zagen wij weer meer lianen, die
op sommige plaatsen buitengewoon talrijk waren. Zoodra het