later en later , en nog was hij niet terug , zoodat wij al begonnen
te vreezen dat hij buiten zou moeten'overnachten. Einde-
lijk om half acht kwam hij te voct aahzetten, en bracht tot
onze größte vreugde günstige berichten. Hij was de rivier af-
gezakt., en had aan het einde der noordelijke ;ombuiging van
de Kampar- een soengei aangetroffen, die hem in Staat steläe
eenige honderde meters het zware . bosch binnen te varen. Toen
de vele omgevallen boomstammen en de ondiepte het verder
varen onmogelijk maakten, was hij overboord gestapt en in
betrekkelijk körten tijd op boschgronden gekomen, waar de
bodem wel is waar zeer drassig was , maar toch niet onderge-
loopen, en met een dikke veerkrachtige laag van afgevallen
bladeren bedekt. Door dit woud had hij in eene richting
van 30° N. W. een pad laten kappen , teneinde zoodoende weer
zuiver noord van Langgam te komen,: welke richting naar onze
meening längs den kortsten afstand door de rawang voerde.
Over öngeveer 2200 meter had hij dit kappen voortgezet en
het daar aangetroffen bosch achtte hij niet ongeschikt om er
den nacht in door te brengen. Aan de Kampar teruggekeerd,
bleek het onmogelijk met de; kano’s stroomop te roeien, wes-
halve hij zieh naar den rechteroever had laten .overzetten,
waarlangs hij op een bestaand pad te voet naar Langgam was
teruggekeerd. Kort na zijn terugkeer kwamen 00k Radja La-
bih en de kapkoelies thuis'; zij hadden de kano’s in een kreekje
opgeborgen en waren André achterna gegaan.
André’s; berichten gaven ons nieuwen moed, maar konden
toch alle bezorgdheid niet wegnemen. Wat lag er achter die
2 K.M. , . en Wat zou er gebeuren als de waterstand in de Kampar
nog één of anderhalven meter steeg ?
Er werd besloten alles , tot den afmarsch gereed te maken
en den 2os'™ te vertrekken.
D o n d e r d a g 1 9 M a a r t .
De dag verliep met voorbereidingen voor ons vertrek. Onder
leiding van Padoeka zaten een aantal koelies, kleine ster.ke