de Pandan-soort, :Freycinetia genaamd, die op Java een. sie-
raad der-bergbosschen, hier in het lagelandop misschien 80 M.
zeehoogte tierde, evenals zoovele andere Javaansche bergplanten.
Voor mij .was de marsch geen genoegen, daar ik mij moe en
ongesteld voelde. In ’t kamp aangekomen wist ik dan ook niet
anders te doen, .dan mij onmiddellijk ter ruste te begeven, maar
mijn wrak veldbed bood mij .een siechte ligplaats, en een
leger op den boschgrond, schoon door caoutchoucjassen be-
schermd, werd mij algemeen ontraden. 1
In den nacht regende^ het voortdurend hevig en lag ik uren
lang te luisteren naar het geweldig en eentonig geraas, waar-
mee watermassa’s neerploften op bladermassa’s , — onafgebroken,
zonder een oogenblik van rust om adem te scheppen, als het
geratel • van een reusachtige, onverbiddelijk doordraaiende machine.
D in sd a g io M a a r ? .
Eindelijk brak de morgen aan, somber,. klam van vocht en
modder rondotn, een koud. grijs dicht neerkruipend tot. in de
dlepte van het druipende doodsche woud. Mistroostig zaten wij
te wachten, tot als naar gewoonfe onze djaksa ons* kwam melden
, dat de Jaatste koelies het kamp stonden .te verla ten en
de achterhoede dus in den marsch kon gaan. IJze.rman had reeds
t-e half .zeyen het. kamp verlaten aan !t hoofd: der; kapcolonne,
maar wij zouden wachten: tot de regen een weinig yerminderde.
Op het • oogenblik. echter, dat wij ’t. sein van vertrek v.oor de
draagkoejies wilden geven, brak zulk een geweldige onweersbui
los,;-dat van uitrukken geen sprake kon zij m. Zoo moesten wij
opnieuw onder ons afdakje neerhurken en geduldig wachten op
verandering in; het- weer. Eindelijk tegen 9 uur kqnden wij afmar-
cheeren en het genoegen van nat. te regenen verwisselen met
dat van in den; modder te zakken.
In het eerst leek het bosch volkomen op dat -van de vorige
dagen, maar na eenige läge heuvelruggen ove-r te zijn gegaan,
vperde het spoor.in een .moerassige vallei 0 die dezelfde bezwa-
ren opleverde als de rottan-dalen der eerste marschdagen, met
dit onaangenaam verschil, dat zij geen-eind scheen te nemen.
Meer dan. twee nur strompelden wij van de eene wortelplagge
op de andere; nu eens ons van boom tot boom slingerend ten
einde de. modderpoelen te vermijden, dan weer gelaten in de
pap zakkend, die zuigend en borrelend zrch om ionze beenen
sloot en iederen stap tot een lange bezwaarlijke arbeid maakte.
Onze geweren hortten en stootten öns; in den rüg aan hunne
draagbanden , het kapmes porde ons in de zijde, de >modder
spatte ons om de ooren en doorsopte onze kleeren en patroon-
tasschen, -de colonne wriemelde met tergende langzaamheid
door het eindeloos moeras. Telkens wanneer wij aan een iets
breederen en dieperen waterplas kwamen, tuurden wij naar
ieder grassprietje of drijvend blaadje, of zij niet door een spoor
van beweging het bestaan van strooming, hoe fla-uw ook, wilden
verraden, want wij wisten van vroeger, hoe in ’t midden
der moerasdalen een flauw verval bestond, en wij dus uit een
geringe beweging in het water mochten afleiden dat wij ons
op de helft van ’t moeras bevonden. Maar ■ de kommen vol
bruine brei volgden elkaar met troostelooze regelmatigheid op-,
zonder dafeenig spoor van verplaatsing in ’t vocht te bespeu-
ren was, en de regen begon opnieuw, schoon minder hevig-, op
de reeds met water volgezogen twijgen te klepperen. Waar-
schijnlijk omdat ik mij ziek en afgemat voelde, bezwaarde en
benauwde mij het strompelen door ’t onafgebroken-moeras dien
dag bijzonder en kon ik de angst niet van mij afzetten, dat
de nog te doorloopem landstreek tot Langgam toe even moe-
rassig !of nog erger zou zijn. Het ontmoeten van Onzen trouwen
djaksa, die op een omgevallen boomstam staande,-de koelies
längs-zieh heen liet trekken, om te inspecteeren of-de- rijst
wel goed tegen- den toenemenden regen beschermd was, en
met zijn vriendelijken glimlach steeds even opgewekt de dage-
lijks wederkeerende kleine zorgen en plichten betrachtte, wekte
mij uit die kleinmoedige stemming.
Eenige oogenblikken later vond ik op ons spoor het ijzerdraad-
touw liggen. Daar dit een zware en lästige baban was , maakte
ik mij bezorgd dat de koelie die er mee belast was,- het weg