vaststaande werd aangenomen, dät hij met de kwaadaardigste
voornemens te onzen aanzien bezield was. Zoo zou hij o. a. op
de vraag of wij, bijaldien hooge waterstand ons verhinderde
per prauw ter,ug te keeren, de reis over land konden doen en
door de negrie Soengei Batoeng trekken, den toeankoe van
Auer toegevoegd hebben: „ n e e n i k zal op u laten schieten,
zoodra gij in het gezicht komt” . En dat monster hadden wij,
onbewust van zijn verregaande snoodheid, vriendelijk ont-
vangen!
Hoe kwam die man zoo vijandig, daar- moest meer achter
zitten; hij was zeker opgestookt en wie zou dat anders gedaan
hebben dan de toeankoe van Sidjoendjoeng. Die was mogelijk
gepiqueerd omdat-hij was thuis gelaten en had zijne gevoelig-
heid ge'toond door de Soengei Batoengers op te ruien. Had de
postlooper van Baosman -niet op weg naar Sidjoendjoeng Pa
Rangei eh Pa Sakei öntmoet, en was het niet meer dan waar-
schijnlijk dat die daarheen gingen om raad te vragen? Kwam
het bezoek van Bägindo Ghatib niet juist;- overeen met het
tijdstip hunner terugkomst?: -
Ondertusschen was. ons gevolg in opgewekte stemming ge-
komen. De toeankoe van Soempoer, die een geweer en gen
ruiterpistool uit het begin dezer eeuw geladen had medegevoerd,
gaf last deze wapens äf te schieten, maar op mijn verzoek op
eenigen afstand van de plaats wäar wij zaten. Dit heldenfeit
^ -want dat was het — had gelükkig geen siechte gevolgen.
Krijgs- en andere dansen werden daarop uitgevoerd, en het
was vrij laat vöor allen ter rüste gingen en er op het eenzame
plekje aan de rivier in het midden der wildernis weder de ge-
wone stilte heerschte.
Maandag, 2- September, gingen wij weder vroeg op weg.
Delprat maakte lichtbeeiden van de stroomversnellingen Lim-
patan en Tapoes, bij welke laatste wij omstreeks twaalf uur
aankwamen. Van daar wandelden wij längs een grootendeels
belommerd pad naar Siloeka. ’s Middags werd gebaad bij de
tapian radja, herinnering aan het verblijf van den laatsten
Radja Sembajang. Die vorstelijke badplaats vertoont een bam-
IJzerman te midden zijner inlandsche metgezellen op zijn eerste reis naar Loetoek Ambatjang.
(Naar een photographie van Delprat.)