scheidene die in de volle zon gekleurd zijn — laat het zieh
toch niet ontkennen, dat sommige roodgekleurde soorten het
meest op schaduwrijke plaatsen worden aangetroffen en dat er
daaronder zijn , die juist in de schaduw hare kleuren het meest
ontwikkelen.
Al mögen die kleuren van naderbij beschouwd aan de planten
tot sieraad verstrekken, - - gepaard met de spaarzaamheid van
het groen, krijgt de omgeving daardoor een somber voorko-
men. Die indruk wordt nog vermeerderd door de stilte, die in
het woud heerscht, want ook in de dierenwereld is geen leven
te bespeuren. Men bemerkt geen zoogdieren, vogels ofvlinders.
Alles is doodstil, alles is schijnbaar uitgestorven. Alleen de
bazuinstem van een argusfaisant, of de keeltonen van een sia-
mang-aap laten zieh nu en dan op grooten afstand hooren. Het
schemerachtig halfduister en de vochtige atmospheer verhoogen
nog de doodschheid van het woud, die niet zonder invloed is
op de gemoedsstemming van hen, die dagen achtereen daarin
doorbrengen.
Maar hoe somber het zieh möge voordoen aan den reiziger,
die zieh op den woudbodem voortbeweegt, slechts schijnbaar
is het gemis aan leven in de planten- en dierenwereld, dat hij
meent waar te nemen. Er heerscht toch integendeel een opge-
wekt leven in de kruinen der boomen, die door de zon worden
besehenen, doch op eene hoogte, die; aan zijn waarneming ont-
gaat. Daar omfladderen vogels en vlinders ongetwijfeld het jonge.
loof, de bloemen en vruchten, die evenals aan den woudzoom
met tal van kleuren en tinten prijken. Van dat alles is evenwel
beneden maar weinig te bespeuren. Slechts zelden vindt men
op den grond een afgevallen bloem of vrucht, die blijken geeft
van het leven daarboven, zoo zelden, dat men zieh geneigd
voelt om te denken, dat ook daar strijd om licht en ruimte met
zonder invloed is op den bloei en de ontwikkeling der vruchten.
Een eigenaardig verschijnsel is de armoede aan epiphyten
op de stammen der boomen. Men ziet aan deze nagenoeg geen
mossen of varens en evenmin Orchideen, welke in de vochtige
bergwouden van Java zoo algemeen zijn. Men moet dit hoogstr
waarschijnlijk toeschrijven aan den vorm der stammen., waar-
door de vasthechting van alle epiphyten in hooge mate bemoei-
lijkt wordt; de meeste stammen zijn bijna tot den top gladde
cilinders, die geen andere takken vertoonen dan in de kruin.
Op het ontstaan van dezen vorm is het gebrek aan licht waarschijnlijk
niet zonder invloed. Het opschietende jonge boompje
toch verliest telkens de lagere takken die door de hoogere
beschaduwd worden, tot het hooge bladergewelf is bereikt.
Door die armoede van den plantengroéi op den bodem en tegen
de stammen, en door de; onbereikbaarhéid van de bloemen en
vruchten in de kruinen der boomen, geeft het hier geschetste
oerwoud den botanicus weinig te zien en weinig te genieten.
Het was ons dus steeds een verademing, uit het sombere sche-
merduister weer in het volle licht terug te keeren.
3. V a n L o e bo e k A mbatjang n a a r L o g e i .
Na het verlaten van Loeboek Ambatjang betraden wij een
zacht golvend terrein , uit leemig kwartszand bestaande, bezet
met jong secundair bosch, van onderen begroeid met 2—4
meter hooge Gleichenia’s, waartusschen zieh hier en daar een
Nepenthes en een Lycopodium cernuum Bl. vertoonde. Daarboven
verhieven zieh de kruinen van een aantal kleine boomen
of heesters, waarvan de eerste een tophoogte bereikten van
10— 20 meter. Hieronder merkten wij op: Eurya acuminata DC.,
Adinandra dumosa Jack, Vitex pubescens Vahl, Rhodamnia
trinervia Bl., Quercus sp., Adenanthera pavonina L ., Commer-
sonia platyphylla Andr., Lagerstroemia speciosa Pers.
Gaandeweg werd het bosch lichter en vertoonden zieh eenige
Alpinia’s en slingerende Lycopodiums. Ten slotte hield de
woudvegetatie geheel op en maakte zij plaats voor alang-alang,
glagah, Alpinia’s en Gleichenia’s , waartusschen enkele jonge
boompjes standen, o. a. Peronema canescens Jack en Macaranga
triehocarpa Mull.-Arg. Reeds van verre wees een hooge kaseh-
boom (Pometia tomentosa T. et B.),die men zoowel op Java
als op Sumatra bij voorkeur aan stroomend water aantreft, ons