op zijne vragen omtrent den weg naar Boewatan had de man niet
willen antwoorden, en zieh verder zeer onheusch uitgelaten.
In ’t eerst volgden wij een goed, noordwaarts verloopend pad,
maar plotseling zagen wij het spoor zieh westwaarts wenden
en in het dichte ladang-kreupelbosch binnendringen. Uit i#
lichtingen was IJzerman gebleken, dat benoorden den ladang
het moeras zieh nog breed en ondoordringbaar uitstrekte: wij
moesten dus nog verder westwaarts uitwijken; volgens diezelfde
berichten lag het door ans zoo gewenschte maar onbereikbare
Pangkalan Lelandajoen op körten afstand noordöostwaarts van
hier, zoodat men er zelfs een geweerschot, op den ladang gelost,
zou kunnen hooren, maar ook in die richting belette een
breede ondoorwaadbare rawang den doortocht.
Het struikgewas der verlaten ladangvelden was zoo dicht en
zoo vervuld van nijdige roode mieren, dat het een wäre mar-
teling was om er doorheen te breken. Eindelijk echter bereikten
wij weer het oude bosch, en kon een meer noOrdwestelijke
richting gevolgd worden, die ons tot onze vreugde spoedig op
een bestaand pad voerde. Dit was zoo glad en breed, dat wij
begonnen te hopen den weg naar Boewatan te hebben getroffen,
ofschoon de ondervinding der laatste dagen ons huiverig maakte,
om aan ’t bestaan van eenig onafgebroken doorloopend pad
in deze'streken te gelooven. Wanneer het pad echter werkelijk
een verkeersweg van beteekenis vormde, dan was er reden om
aan te nemen, dat ook van den meer westelijk gelegen ladang,
waardoor wij twee dagen te voren waren getrokken, een ver-
bindingspad er op zoude uitloopen. Werkelijk kwamen wij na
eenigen tijd aan een driesprong, waar een van het Zuidwesten
komend wegje zieh aan ons pad aansloot, en beide vereenigd
zieh meer zuiver noordwaarts wendden. Dit was een bemoedi-
gende bevestiging van onze onderstelling, en: zoo rukten wij
voorwaarts met vermeerderd vertrouwen, dat ditmaal geen nieuwe
hinderpalen ons zouden beletten de waterscheiding te bereiken,
waarover de weg naar Siak moest loopen. En het scheen waarlijk
of deze hoop niet te overmoedig was; wel daalde ons pad
spoedig weer in een drassig dal, maar het verloor zieh daarin
niet. Integendeel, bekapte boomstammen en hier en daar zelfs
leuningen bleven het pad aanwijzen, en maakten den doortocht
gemakkelijk, terwijl ook de breedte van den rawang niet groot
bleek. Blijkbaar volgde het pad zooveel mogelijk den rand der
hooge gronden en kruiste het de rawangs dicht bij hunnen
aanvang. Nog een tweetal malen moesten wij door smalle dras-
plekken heentrekken; waarschijnlijk waren het de ravijnen
van de Barambang, maar wij ontmoetten niemand om ons daar-
omtrent in te lichten. Wel vonden wij behalve het pad nog
andere sporen van menschen, zoo voerde de weg ons längs
een paar reusachtige boomen, Sialangs (= Toealangs?) ge-
naamd, die geheel vrij stonderi, blijkbaar omdat men het bosch
rondom had weggekapt, en wier gladde, rechte stammen op be-
paalde afstanden waren, omgord met banden van rottan, waar-
aan de inlanders zieh omhoog konden werken om de bijennesten
nit de hooge krönen mächtig te worden.
Tegen 4. nur hielden wij halt aan een kleine soengei, die längs
den voet van een zacht glooienden heuvel vloeide en merk-
waardigerwijze geen modderbed had, zoodat wij door opstuwing
een behoorlijke badplaats konden maken.
Z a t e r d a g 28 M a a r t .
„Zouden wij heden Boewatan bereiken •” > dat was de vraag
waarmee wij opstonden, gelijk wij er den vorigen avond mee
te rüste Waren gegäan. Volgens de meting moesten wij zoowat
halverwege tusschen die negrie en den Ladang Pondok Pan-
djang zijn, 11 Km. zuidelijk van Boewatan. Zou hetonsgeluk-
ken dien afstand in ein dag af te leggen? Alles hing äf van
de wijze waarop het pad zieh beliefde te gedragen. Bleef het
recht noordwaarts doorloopen, dan was er alle kans dat onze
wensch vervuld werd, maar ons vertrouwen in Talangpaden
was hoogst gering geworden, niettegenstaande het spoor van
den vorigen dag ons niet in den steek had gelaten. En maar
al te spoedig bleek hoe gerechtvaardigd dit wantrouwen was,
want reeds te half negen kwam er stremming in den voortgang