zoo diep mogelijk in ’t water te staan, want de regen striemt
bepaald rüg en aangezicht en is zoo koud, dat het rivierwater
er tegenover lekker lauw schijnt. De koelies, die hunne door-
weekte baadjes hebben uitgetrokken, glimmen als bruinvissehen
en loopen zoo te rillen van den killen stortregen, dat sommige
hunne babans bijna niet vast kunnen houden '). En maar altijd
loopt het spoor verder noordwaarts, door ’t diep ondergeloo-
pen bosch vlak längs de rivier, die onverminderd in breedte
en woestheid van stroom naast ons voortijlt.
Drie uur lang duurde deze onze derde en moeilijkste wor-
steling met de Sigati. Het liep tegen zonsondergang, de duis-
ternis van het zware weer scheen in die van den vallenden
avond te zullen overgaan. En nog geen brug, en nog altijd
geen spoor van .'een droge piek!
Daar. opeens, knalt een schot daverend over den breeden
waterspiegel, en nog een, en ten derden male een ; het sein dat
het bivouac wordt opgeslagen! Als IJzerman goedvindt, aldus
aan allen te verkondigen, dat hij een plaats voor nachtverblijf
gevonden heeft, dan is die plaats ook zeker günstig gelegen *
Vol vreugde waden wij dan ook Verder, zoo snel het diepe
dras en onze doorweekte kleeren het toelaten. Achter mij hoor
ik ook schoten, blijkbaar een antwoord op de seinen door Bak-
huis, dien ik in ’t laatste uur uit het oog verloren heb, daar
het nieten hem noodzaakte nog- langsamer te gaan dan de ach-
terhoede der colonne.
Al spoedig stuit ik nu op groepen -koelies, die blijkbaar zit-
ten te wachten tot hun voorgangers de Sigati hebben overge-
stoken, en door de boomen heen zie ik een zwarert stam van
oever tot oever liggen, op een punt waar deze elkaar veel
dichter . naderen dan tot hiertoe het geval was. De overtocht
gaat betrekkelijk zeer gemakkelijk, aan gene zijde zie ik heu-
’). Wanneer ik mij den invloed, dien de stortregen van.dien rniddag^ niette
genstaande. ’t hooge en dichte woud, op onze koelies en ons zelf had, weer voor
den geest roep, dan komt mij Stanley’s mededeeling, dat meerdere zijner dragers
door de Afrikaansche slagregens in de open vlakte werden gedood, niet meer
onbegrijpelijk voor.
velachtigen bodem. Nog een paar diepe en breede waterloopen
moeten over waggelende stammetjes worden gepasseerd — zij
verklären de vernauwing van den hoofdstroom — en dan drukt
mijn voe t drogen zandgrond, die vlug opwaarts stijgt tot vrij
aanzienlijke hoogte boven den waterspiegel en met een fraai
hoog bosch begroeid is. Op den top zie ik al de eerstewacht-
vuurtjes vlammen, het roode licht speelt in de avondscheme-
ring over het matglanzende zwartgroen der bladeren.
Eind goed, al goed — toen de gidsen ons verzekerden
dat wij • hiermee met de Sigati afgedaan hadden, en de weg
naar Langgam verder gemakkelijk en droog was, voelden wij
onze verbolgenheid tegen die rivier plaats maken voor het
oude, bijna dankbare gevoel jegens haar, wier wateren ons
’t eerst hadden begroet en gelaafd bij ons juichend uitbreken
uit-het groote. bosch. En in onze vreugde van behouden en
gezond op gebaande en gemakkelijke paden te zijn aangeko-
men, vergaten wij de zwarigheden van den middagmarsch en
letten er zelfs niet op, dat al onze bagage: kleeren, bedden,
dekens, jassen, patronen, wapens, papieren, kortom alles, door
en door nat was, en de. opnieuw doorbrekende - regen zelfs belette
iets bij ’tvuur te drogen. Als men . moe en gezond is , kan
men ook op een drijfnat bed slapen, dat leerde ons deze nacht.
Volgens de gidsen was de. kampong Laboe niet ver meer
af, maar IJzerman verkoos natuurlijk op het uitstekend gelegen
plekje te blijven en zond slechts Radja Labih uit om een prauw
te zoeken, waarmee hij -den volgenden morgen naar Langgam
kon afzakken, ten einde bericht van onzen aantocht te geven.
Dit was mogelijk, omdat benedenstrooms geen beletselen meer
in de rivier werden aangetroffen. Tot 9 uur in den avond zat
IJzerman druk be-zig met Bakhuis om diens meting van cíen
dag, die hij onverdroten tot het einde had voortgezet, in kaart
te brengen. Het bleek ten slotte dat wij in de vier dagen die
wij aan en nabij de Sigati hadden doorgebracht, niet meer
dan 14 K.M., zegge drie uur gaans, längs harén loop hadden
afgelegd.