IJzerman van de voorhoede, en spoedig vonden wij hem in het
lage bosch aan onze rechterhand, wachtende met de voorhoede
op den uitslag eener verkenning, waartòe André was uitgegaan.
Ondertusschen begon het te plasregenen. Na eenigen tijd hoor-
den wij André’s drie seinschoten en rukten westelijk op längs
den rivieroever, die spoedig evenals de overkant laag en drassig
werd, zoodat de marsch weer erg bezwaarlijk viel. Gelukkig
duurde de eilende ditmaal niet heel lang; na eenigen tijd
trokken wij op den anderen oever over, en vonden hier drogen,
golvenden boschgrond, die ons een goed kampement bood.
D in s d a g 2 4 M a a r t .
De morgenmarsch kenmerkte zieh doordien de voorhoede
omstreeks 8 uur een riviertje bereikte, dat ± 5 M. breed was,
en tusschen hooge zandige oevers Z. O. vloeide. Meer dan
waarschijnlijk was het de Boko-Boko. Een. omgevallen boom-
stam lag er overheen, en een oud pad voerde de tegenover-
liggende heuvels op, om op den kam uit te monden op een
anderen breederen weg, die bijna zuiver Oost-West liep. Hier
vonden Bakhuis en ik de colonne stand houdend met de spits
naar het Oosten. Na eenigen tijd van rust geraakte zij in achter-
waartsche beweging, en zagen wij IJzerman opdagen,'die be-
sloten had liever om te keeren en den westelijken tak van ’t
pad op te slaan, daar de oostelijke te zeer zuidelijk afboog.
André en Koorders waren in hun ijver om het terrein te verkennen
verder Oost opgetrokken. De achterhoede zou wachten
tot zij weerom kwamen. Toen echter meer dan een half uur
verloopen was, zonder dat zij terugkeerden, werden wij onge-
duldig, schreven op een stuk papier een kort bericht over den
door IJzerman ingeslagen weg, plantten dit op een stok mid-,
den op den weg en volgden de colonne.
De bestaande weg voerde ons eerst in zuiver westelijke
richting, toen boog het spoor plotseling noordwaarts om. Op
deze plaats stond naast den weg een oude grafheuvel te midden
der struiken en boomen. Enkele vlaggetjes van wit katoen
. ‘ 439
toonden dat deze rustplaats in • eere werd gehouden ; 00k onze
koelies lieten niet na stukjes van hun baadjes af te scheuren
en aan stokjes gebonden in de terp te steken, ja sommigen
bezigden hiervoor zelfs een stukje wit cigarettenpapier, waarvan
zij zieh in Langgam hadden voorzien.
Blijkbaar had IJzerman den weg losgelaten, die hem te veel
westwaarts afleidde, en baande hij zieh een doortocht naar het
Noorden. Wij ontmoetten nu weer al de moeilijkheden van
verlaten en dichtbegroeide ladangstreken, welke echter voor
ons achteraankomenden minder bezwaar opleverden dan voor
de voorhoede. IJzerman beschrijft aldus de worsteling der toe-
kan rambah tegen de versperringen van het plantenkleed :
(R. IJ.) „De tocht door het hooge bosch heeft weinig bezwaar.
Eenige gevallen boomstammen omtrekken of overklimmen, een
enkele rottanplant snoeien, hinderlijke takken ofboompjes wegkappen,,
¡dat is alles. Op de pas bebouwde ladangs behoeft men
alleen koorddanserskunsten te maken, waaraan men spoedig
gewent. Maar zijn ze körten tijd verlaten, dan hebben ilalang
of varens zieh meester gemaakt van het terrein. Het eerste wijkt
gemakkelijk onder den voet uit, maar men snijdt zieh devingers
open aan de vlijmscherpe randen der grashaimen, en midden
overdag geniet men • in de ilalangvelden de temperatuur van
een oven. In de varens helpt geen kapmes, baat geen voetstap,
hier komt men slechts vooruit door het lichaamsgewicht der
toekan rambah. Als een kudde karbouwen werpen zij zieh op
de hooge varens, die knetterend buigen en breken en eindelijk
saamgeperst en ineengetrapt in een veerkrachtige platte massa
veränderen, waarover men heen kan loopen, echter even lästig
en onzeker als over een berg losgestopte katoenbalen.
„Eenige jaren na ’t verlaten der velden heeft het opgeschoten
kreupelhout aan de varens licht en lucht ontnomen en hangen de
doode ranken en bladeren als een netwerk van bruine lompen
tusschen de levende takken. ledere slag met het kapmes doet
een regen van stof, doode bladeren en levende mieren naar
beneden vallen, de laatste bijten woedend in handen en aan-
gezicht hunner daartegen weerlooze rustverstoorders, die vele