gevuld waren, en daardoor de begeerte naar het bezit van een
deel dier schatten opgewekt. Geld is het groote machtwoord,
dat 00k de harten der Maleiers doet trillen en hunne oogen
fonkelen.” -—
Hoogst vermakelijk was gedurende dit belangrijk onderhoud
de houding onzer Loeboek Ambatjangsche vrienden. Zij wisten'
natuurlijk alle, wat er gaande was en waren brandend nieuws-
gierlg of het mooie plannetje van hun woordvoerder zou op-
gaan of niet.
Allen trachtten derhalve zoo dicht mogelijk bij het tentje te
komen waar de palaver plaats vond. IJzerman echter vond het
juist wenschelijk, de bespreking met Angkoe Kali alleen te voe-
ren en had daarom zijn bediende order gegeven de nieuwsgie-
rigen met zachtheid op een afstand te houden. Deze bediende
was een groote vierkante kerel met een allergemoedelijkst
oudeheeren-gezicht. Hij droeg den voornaam Hadji, waarvan
hij listig gebruik maakte om zieh voor een Mekkaganger uit
te geven, ofschoon hij nooit verder was geweest dan Zijner
Majesteits boei en kettingkwartier, die hem, wegens de eene of
andere kleine afwijking van het nauwe pad der deugd, eenigen
tijd onder hunne meest gewaardeerde bewoners hadden geteld.
Hij had, om aan dezen hadji-titel meer waarschijnlijkheid bij te
zetten, zijn ronden kop kaal geschoren en gaf zieh verder een
indrukwekkend aanzien door steeds de beide revolvers van zijn
heer in zijn gordel te steken. Van zijn taak om den omtrek
van onze tent vrij van luisteraars te houden , wist hij zieh uit-
stekend te kwijten ; met aanminnigen lach en zachte hand drong
hij het geheele troepje terug, waarboven hij wel een hoofd uit-
stak, en zijne goedmoedigheid werkte zoo aanstekelijk, dat
niemand er aan dacht zieh tegen hem te verzetten of boos te
worden.
Als groote kinderen trachtten sommigen achter zijn rug om
te sluipen en met onverschillig gezicht ergens neer tehurken,
als ware het geheele gezelschap hun vreemd, maar verlegen
grijnslachend stonden zij weer op als Hadji hen toch snapte.
Hadden wij den vorigen dag voornamelijk aan brieven schrijven
en verder aan luieren kunnen wijden, dezen morgen moest
met kracht gewerkt worden om alles voor den grooten marsch
gereed te krijgen. Kisten werden opengeschroefd en ontpakt,
blikken toegesoldeerd, al de verschillende soorten van voor-
raden bijeengeschikt en geteld, en bij alles wel overwogen of
het niet ontbeerlijk was en derhalve met de terugkeerenden
kon worden meegegeven. Wijn, apollinariswater, cognac, bitter
en allerlei blikken met versnaperingen werden in de eerste
plaats zonder genade ter zijde gesteld. Het aantal spiritus-
blikken voor het verzamelen van naturalien en pakken papier
voor het plantendrogen werd verminderd; alle andere over-
wegingen moesten wijken voor de beslissende noodzakelijkheid
om eene hoeveelheid rijst mee te voeren, voldoende om bijna
300 menschen gedurende minstens 14 dagen te voeden. Als
vliegen zwermden onze Loeboek Ambatjangsche vrienden om
de plaats onzer werkzaamheden; met zichtbaar genoegen maak-
ten zij zieh meester van de weggewörpen kistjes, blikken en
■flesschen; toch hadden wij geen last hoegenaamd van diefstal.
Wel moesten wij voor de begeerigheid onzer eigen weinige
koelies oppassen, die er geen bezwaar in zagen suiker-, jam-,
beschuitjes- en melkblikjes weg te kapen. Aan den orang gädang
der negrie werd een Sterke stopflesch van buitengewone grootte
vereerd. Zichtbaar met dit kostbare geschenk ingenomen, haastte
hij zieh het te bergen in den zäk, dien hij als al zijne lands-
lieden över den schouder droeg.
Terwijl wij met dit weinig vermakelijk pakken en ontpakken
-bezig waren, zagen wij tot onze verrassing aan den overkant
der Kwantan-rivier een troepje inlanders te voorschijn komen.
Zij werden spoedig overgebracht en bleken tot onze koelies te
behooren. Zij wisten te verteilen dat hun inlandsche aanvoerder,
de panghoeloe kapala van Batoe Plano, in het bosch een flinken
rottan had opgezocht en dien over den bandjirenden Batang
Käring had weten te spannen, en dat de koelies daarlangs 66n
voor ¿¿n zieh naar den overkant hadden getakeld. De waarheid
van dit bericht bleek al spoedig, toen telkens nieuwe groepjes
koelies aan den overkant versehenen. Tot aan den avond duurde