„Wij sloegen rechtsaf en kampeerden aan den zoom van "het
bosch, waarin deze weg verder vnortd ringt
Voor de laatste maal werd het bivouac in orde gebracht, en
met bijzondere zorg een badplaats uitgediept te midden van
het zware woud. De eerste, die van het resultaat onzer water-
bouwkundige werken kwam genieten, was een fraaie slang, die
hare vrijpostigheid echter met den dood moest boeten, en in
een leege chutneij-flesch gedraaid, het laatste nummer mijner
zeer bescheiden verzameling werd. Het weder was fraai en stil:
om zes uur hoorden wij duidelijk en helder het avondschot van
Siak, dat ons het naderend einde van onzen tocht verkondde.
Ketjil en Siton bereidden van de overschietende voorraden
blikjes een zoo rijkelijken maaltijd, dat wij gevaar liepen met
een overladen maag het einddoel onzer wandelingen te bereiken.
D in sd ag 31 M a a r t .
Naar gissing waren wij nog ongeveer 10 K. M. van Siak
verwijderd, en de berichten over den toestand van den afte-
leggen weg luidden alles behalve günstig: het was dus zaak
zoo vroeg mogelijk op te breken en zonder oponthoud door te
loopen, ten einde nog voor donker aan te komen. Nauw streepte
dan 00k de eerste bleeke morgenschemer den oostelijken ho-
rizont, toen een geweerschot over den eenzamen ladang weer-
klonk om allen te wekken en de politie-oppassers uit een naburige
woning te roepen. Zoodra het daglicht zöover was doörgekomen ,
dat meri in het zware bosch de boomstammen, waarover het pad
voerde, kon onderkennen, braken wij met den voortocht op en
strompelden, nog half op den tast, het drassige, vunzig dam-
pende woud door. Niet lang na het vertrek bereikten wij den
noordelijken rand van dit bosch en kwamen nu op heuvelachtige
gronden met dicht struikgewas bedekt, waardoor de weg van
den controleur Kamp is uitgekapt geworden. Overal zagen wij
de merkstokken nog längs den kant staan, die gediend hadden
om het tracd aan te geven, maar op vele plaatsen was de weg
alweer half toegegroeid r en het kostte eenige moeite met snelheid
er längs vooruit te komen. Het was nu vol dag geworden,
maar ’t scheen of de duisternis niet recht wilde wijken; een Iooden
koepel van dofgrauwe wolken hing somber en dreigend over
het ängstig zwijgende verlaten landschap, en gaf aan de ge-
woonlijk zoo gevoellooze natuur dezer tropische binnenlanden
een zeldzaam weemoedig gestemd karakter, dat aan een herfst-
landschap in Europa deed denken. Weldra echter kon de at-
niospheer den zwaren last van ’t laag hangend wolkengewelf
niet meer dragen, en stroomde de regen in dikke, loodrechte
stralen op ons neer. Dit kon evenwel den voortgang der licht
beladen colonne niet stuiten; reeds te 7 uur bereikten wij het
punt, waar het zijpad naar Pa Boko zieh met het onze ver-
eenigde, om verder nagenoeg evenwijdig aan de Mempoera
naar Siak door te loopen.
Niet lang hadden wij op dit vereenigd pad gemarcheerd, toen
wij het terrein meer en meer zagen dalen, het bosch hooger
en den grond drassiger worden, tot wij ten slotte ons te midden
van een grooten rawang bevonden, die nu volgens de berichten
onzer oppassers onafgebroken tot Siak doorliep.
In een rechte lijn doorsnijdt het pad dit moerasbosch, over
zijne geheele lengte belegd met boomstammen om het voort-
gaan over den drassigen bodem mogelijk te maken. Drie rust-
plaatsen op nagenoeg gelijke afstanden zijn längs den weg
aangebracht: het gold nu deze achtereenvolgens in den kortst
mogelijken tijd te bereiken.
En nu begon een klauteren over omgevallen boomen, een
balanceeren over zwiepende stammen, een uitglijden en strui-
kelen en in de modder zakken, een breken door lianen en door-
nige rottans, zooals wij sedert de moerassen aan de Kampar haast
niet meer gekend hadden. Niets werd ons gespaard: de zware
glibberige houtmassas, waarin treden gekapt, de drassige poe-
len, waarover'stammetjes gelegd, de stekende wespenzwermen,
waarvoor lange omwegen gemaakt moesten worden. „Körte
maar volledige repetitie van al het geleerde gedurende de af-
geloopen maand” riepen wij elkaar lachend toe, terwijl wij in
onze doorweekte kleeren, met modder bespat tot aan den hals,