tigd gevoelde; bouwde dan op dien rechtsgrond een riieuw
recht, n. 1. dat op een slok. brandy, en de ander kende ‘te veel
zijn wereld om hem niet met een dronk op ’t herstel zijner
gezondheid bescheid te doen.
Nu lk toch over de eischen van den inwendigen mensch
spreek, wil ik niet nalaten te vermelden dat wij allen zeer
genoten hebben van een paar pakken Bensdorpsche chocolade-
tabletten, waarvan ieder bij ’t afmarcheeren een stukje mee-
kreeg, en die in de lange gedwongen rüsten, na ’t doorworste-
len van ettelijke moeras-dalen, een uitstekend middel waren om
|g gevoel van flauwheid te verdrijven. Chocolade, H. & P.’s
biscuits, jam en thee behooren tot de beste versnaperingen,
die men op expedities kan meenemen.
’T was dikwijls een heele toer, zijn klein rantsoen droog te
houden, en ten slotte moest men ’t pakje met sigaren, luci-
fers, chocolade en beschuitjes in zijn hoed bergen, als ’t water
tot aan de oksels kwam en men beide handen noodig had om
revolver, geweer en patronen boven te houden. Zoodra ’s avonds
de vuren aan waren, was onze. eerste zorg, de lucifers.en patronen
te drogen. Daarentegen mochten de schoenen volstrekt
niet dicht bij ’t vuur hangen: op stokjes werden zij voor de
tent geplaatst, en ’s morgens even nat weer aangetrokken als
ze s avonds uitgedaan waren, een voorzorg waardoor het ons
gelukte in geschoeiden Staat Langgam te bereiken. Onze klee-
ren werden om de vuren te drogen gehangen, ’tgeen ten ge-
volge had, dat ze ’s morgens een weinig- opwekkenden geur
van rookvleesch verspreidden en bovendien groezelig bruin
werden, hier en daar versierd met zwarte brandvlekken. Ons
geheele uiterlijk herinnerde mij altijd levendig aan dat der
ambtenaren S. R. in ons geliefde Amsterdam.
Toen wij dien avond in ons kamp gretig naar een kopje
warme thee verlangden, vernamen wij de treurmare dat ons
laatste suikerblik gestolen was. Tegen onze verwachting werd
de dader uitgevonden; de aterling had echter al de suiker op-
gelikt. Om een voorbeeld te stellen, wat met het oog op ’t voort-
durend rijststelen wenschelijk scheen, werd, daar in de wildernis
geen andere straf te bedenken was, in overleg met onzen
djaksa, de onverlaat op een vijftal rottingslagen onthaald, die
hem in ’t bijzijn van al de koelies door den mandoer van zijn
ploeg volgens alle regelen der kunst en na een zwierigen sem-
bah (inlandsche begroeting) van den scherprechter voor ’t hoog-
gerechtshof, werden toegeteld. Wie de droeve tegenstelling
kent tusschen koffie met en zonder suiker, zal ons kunnen ver-
geven, dat wij de slagen met eenige voldoening zagen aankomen.
ZoNDAG 8
Ik liep voor de afwisseling ditmaal met IJzerman in de voor-
hoede, terwijl Bakhuis voor het eerst den afgelegden weg op-
mat, met behulp van een langen rottan in plaats van onzen
verloren koperen meetdraad. Mijn hoop, dat ik in de voorhoede
bij het kappen meer dieren zou kunnen verzamelen, werd niet
verwezenlijkt. Immers terwijl het spoor gemäakt werd, was van
’t zoeken naar insecten geen sprake; nien had werk genoeg
om niet over de stronkjes te vallen en de zwiepende takken
niet in ’t gezicht te krijgen.
Wij kwamen dien dag spoedig op gebaande paden, meerendeeis
olifantswegen, en vorderden daarop veel sneller, maar
dan was de pas weer te snel om behoorlijk links en rechts te
kunnen uitkijken. De olifantspaden hielden ook dezen dag weder
voortdurend den kam der ruggen-,- die bijzonder steil waren en
zeer slingerden. De uitwerpselen waren talrijk en zoo versch,
dat ik werkelijk hoop begon te krijgen wellicht een kudde olifan-
ten te zullen aanschouwert ,’ maar ofschoon ik in het dal terzijde
van ’t gevolgde pad een zwaar gebrul hoorde, dat groote overeen-
komst vertoonde met het geluid der olifanten in dierentuinen,
zoo werd mijne verwachting niet vervuld. De eenige verrassing,
die.de olifanten mij bereidden , strookte minder met mijne wen-
schen; ik vind haar in Ijzerman’s journaal aldus beschreven:
(R. IJ:) „Reeds enkele malen had Dr. van Bemmelen, die heden
aan het hoofd liep, verlangend uitgezien naar een plaats, waar
hij zijn dorst zou kunnen lesschen. Tegen 66n uur kwamen wij