! i. Pangean
2. Basarah
•3; Inoemän
4. Tjeranti.
De tegenwoordige verdeeling in vijf~ bondgenootschappen komt
met de genoemde drie afdeelingën in zooverre overeen, dat de
V kota di tengah ôén geheel zijn gebleven, terwijl de stroom-
opwaafts gelegen IX kota’s weder gesplitst werden.
Het bondgenootschap Loeboek Àmbatjang bestaat uit de negrie
van dien naam én uit Kotä toea,waar de orang gádang woont.
Soempoerago en Soengèi Pinang zijn verlaten.
D.e negrieën Loeboek Djambi, Taloek Baringin, Goenoeng ,
Tóear en Loeboek Tarahtang Vormen het bondgeñoótscháp
Loeboek Djambi, ôndèr een orang gádaiig, die nü¡: verblijf
houdt te Tjangar. - ,
De bandjars Tabing -Tinggi, voort'gèkbmen uit Tâlôek Ba-
ringin en Karisik uit Loeboek Tarantang, zijn belangrijker dan
de moedernegrieën en worden dan 00k meermalën naast of in
plaats van deze vermeld.
' Het aan tal belangrijke plaatsen is het grootst en de bevolking
het talrijkst in het nu volgende, derde bondgenootschap onder
dèn orang gádang van Taloek. ■
Naast de vier hadatnegrieën hebben zieh de oorspronkelijke
bandjars Sintadjo-, Kopah en Benei krachtig uitgebreid. Sibaroekoen
is daarentegen achteruitgegaan ; behalve een missighit
vindt men er nog slechts een paar huizen, terwijl de bevolking
getrokkeh is naar het aan de overzijde gelegen Loeboek Salak.
Het vierde bondgenootschap telt de negrieën Pangean, Ba-
saräh en Inoeman, de laatste het v e r b l i j f van den orgng gádang.
Eindelijk bevat het vijfde bondgenootschap alleën de negrie
Tjeranti.
Tot elke negrie behoort een kring van bandjars, wijken of
gëhuChten, gedeeltelijk längs de rivier, gedëeltelijk landwaarts
in gelegen.
Omirent de grenzen kan het volgende worden medegedeeld.
In het Westen vormt de Soengei • Benjawan de grens met het
gebied van Padang Tarab en de Batang Käring die met de
negrie Tandjoeng Käling der V kota’s. In het Oosten wijst men
de Soengei Pangelian of Siampoe en de Batang Tambangan als
de grens met Indragiri aan,
Overigens worden de Kwantandistricten door dichte wildernis
omgeven, en is het onmogelijk bepaalde grenslijnen te trekken.
In het Noorden palen aan .het bondgenootschap Loeboek
Ambatjang de Lima Taratak (de vijf dorpen) , bestaanda uit
Soempoer, Soengei Kandiek en Sarasak en de beide verlaten
nederzettingen Goenoeng Baiei en Rambahan.
Meer Oostwaarts ligt Logie, eveneiens ,van weinig beteekenis;
dan volgt.de Rantau.Sinjinji, en eindelijk Tanah Darat. Omtrent
dit laatste.rijkje is.mij niet yeel meer dan de naam bekend. De
voornaamste, waarschijnlijk de eenige negrie is Logei Pangean,
terwijl de aanzienlijkste hoofden Datoek Sinaro en Datoek Toed-
joeran. moeten heeten.
Al deze staatjes zijn door gemeenschappelijke belangen en
stamverwantschap aan de Kwantandistricten en 90k aan de
Kampar-kiri-landen verbonden. Van de Lima Taratak zegt men:
betali ka Rantau Kwantan, betali ka Rantau Sinjinji. Van Logei
heet het: boenga sitangkei dek Rantau Kwantan, permeidanan
dek Rantau Sinjinji ').
In het Zuiden grenzen Loeboek Ambatjang en Loeboek
Djambi aan de IX kota’s, de overige bondgenootschappen aan
Loeboek Ramo en Indragiri.
Loeboek Ramo scheidt de Kwantan- van de Batang Hari-
districten en Staat onder den invloed; van Indragiri.
Zoodra de Kwantan niet meer ingesloten wordt, door steile
berg- of heuvelwanden, en dat is niet ver boven Loeboek Ambatjang
het geval, vermeerdert hare breedte tot ongeyeer 100
Meter. V.erderop wordt hare bedding, die tallooze kronkelingen
vertoont, aanzienlijk breeder, maar 00k ondieper. Uit berichten
' ) De b loems tengel der Rantau K w a n tan , de plaat's van beraádslaging, der
Rantau Sinjinji. — . -