
Radja Besar weet zieh te doen eerbiedigen, zoekt orde en
veiligheid te handhaven en tracht rechtvaardig te zijn, ten
minste meermalen heeft . hij in vergaderingen met de panghoeloe’s
gezegd: „doe ik verkeerd, zeg het mij en toon mij hoe ik
handelen moet!”
Ook den landbouw wijdt hij zijne zorgen ; aan zijn toedoen
toch schijnt het ten deele te mögen worden toegeschreven, dat
in de IV kota’s o. a. in 78 een günstige padi-oogst werd verle
g e n , terwijl in de bovendistricten door het mislükken van
het gewas zooal geen hongersnood, dan toch groote schaarste
heerschte, waaraan door belangrijken uitvoer uit het Gouver-
nementsgebied moest worden tegemöet gekomen.
Bij het invallen van den regentijd had Radja Besar gezorgd,
dat de rijstvelden in de IV kota’s beplant werden, terwijl men
in de bovendistricten bij gebrek aan overeenstemming den günstigen
tijd onbenut liet voorbijgaan.”
Zijn de berichten afkomstig van de partij van Datoek Sireno,
da.n luiden zij geheel anders, en dan wordt den vorst willekeur,
moord en doodslag ten laste gelegd.
De Heer van Maarseveeñ vervolgt, nadat hij deze mede-.
deelingen of geheel onwaar of zeer overdreven heeft genoemd :
. „Voor zo.over ik heb kunnen nagaan, heeft Radja Besar één
man gedood en dat in oorlogstijd.
Jaren geleden ontstonden er groote oneenigheden tusschen
Jang di pertoean Sati en zijn mamak Datoek Pandak. Een punt
van verschil was het feit, dat die mamak gehuwd was met
negen vrouwen en weigerde zieh aan de uitspraak van den
vorst en de orang gädang te onderwerpen.
Radja Besar toen nog zeer jong zijnde, koos partij voor zijn
mamak. Die oneenigheden en twisten liepen eindelijk zoohoog,
dat Pangean, Inoeman en Tjeranti, die op de hand van den
Jang di pertoean waren, besloten Basarah den oorlog aan te
doen. In dien krijg verloor één man van Basarah het leven.
Voordat deze gesneuvelde door den dood van een der strij-
ders van de tegenpartij gewroken en vóór de vrede gesloten
was, kwam een inwoner van Pangean, maar afkomstig van Basarah,
zijn sembah doen bij Radja Besar. Deze evenwel trok
zijn zwaard en doódde hem met één slag.”
„Ook wordt van Radja Besar verteld, dat hij zieh verzet tegen
het vertrek van Jang di pertoean Sembajang naar Mekka,
òmdat hij zieh wil meester maken van zijn geld en goed.
Jang di pertoean Sembajang echter is reeds oud en zeer ge-
brekkig ; zijn beenen zijn geheel verlamd en hij moet als een
kind geholpen worden. Ik geloof dat eerder hierin de oorzaak
van zijn blijven moet gezöcht worden dan in iets anders. Zijn
geheele rijkdom bestaat slechts uit 16 thails goud.
. „In het algemeen,” zoo besluit ’s vorsten verdediger zijn be-
toog, „geloof ik dat het in- het belang der Kwantandistricten
zou zijn, indien Radja Besar door aile negrieën werd erkend
en dit zou reeds hebben plaats gehad bijaldien Taloek, d. i.
Datoek Sireno c. s. zieh niet daartegen had verzet.”
In bovenstaand schrijven wordt met een enkel woord gewag
gemaakt van Radja di Boea, later meer bekend onder den
naam van Radja Sembajang.
Met het klimmen zijner jaren werd het heimwee van dien
vorst sterker. Ruim 70 jaar oud smeekte hij in 1874 weder
door tusschenkomst van zijn zoon Soetan Hassim om de laatste
dagen van zijn leven te Boea te mögen doorbrengen en daar
te worden begraven.
In afwachting van het antwoord van den Gouverneur Netscher
vestigde hij zieh binnen de grens van ons gebied te
Siloeka.
Het huisje waarin hij verblijf hield is verdwenen, maar de
piek, waar de grijze banneling zijn dagelijksche baden nam
onder een kleinen waterstraal beneden zijn woning, bleef on-
veranderd en is. thans nog onder den naam van tapian radja
bekend.
Onwillekeurig gevoelt men deernis met den eerwaardigen
oude, die meer dan veertig jaren boette voor zijn verzet tegen
vreemde overheersching. De padri’s hadden den grond gelegd
tot de vroomheid, die, zij möge naar westersche begrippen