nieuwsgierige verbazing naar het niemve landschap, dat zieh
voor onze oogen ontrolde. Weldra toch eindigde het hoogstam-
mige woud en verbreedde zieh het enge' beekdal tot een vrij
ruime golvende vlakte, wier bodem uit kiezelsteenen en zand
bestond en getooid was met een hoogst eigenaardigen plan-
tengroei. Lage, kromme struiken met dikke, glimmende blaadjes,
donkergroen aan de boven-, steenrood aan de onderzijde, stoni
Kiezelvlakte der Soengei Gelawan bij Logei (naar eene photographie);.: /
den verspreid over den schralen witten bodem, welke gedeel-
telijk verborgen werd door rondkruipende wolfsklauw-tressen en
dichte massa’s van bekerplanten. Kortom, wäre het niet geweest,
dat de grond geheel uit kiezelzand bestond, zoo zou de over-
eenkomst met het landschap in de onmiddellijke nabijheid der
kraters van Java’s Vulkanen volkomen gçweest zijn. Bakhuis
en ik zeiden als tegelijk: „Wat lijkt het hier veel op het laatste
stuk weg naar den Papandajan” ’), en toen wij ’s avonds Koor-
Een der vulkanen nabij G aro et in de Preanger-Reg entscbappen.
ders weerzagen, was hij voi opgewondenheid over deze merk-
waardige overeenkomst.
Links en rechts van ons beekje strekte zieh dit zonderlinge
plantenkleed ongeveer een honderdtal meters uit, om dan be-
grensd te worden door läge heuvelruggen, begroeid met het
gewone hooge bosch. Blijkbaar vormde deze strook een droog
rivierbed, want hoopen afgeronde kwartssteenen wisselden af
met blinkend wit kiezelzand, en groote boomen ontbraken geheel.
In ’t eerst schonk het waden door ’t ondiepe beekje geen
onaardige afwisseling met den marsch door slikkerige moeras-
sen ..of over harden zandbodem, vooral daar ’t koele voetbad
onze vermoeide ledematen verkwikte, maar al spoedig begonnen
wij verlangend uit te zien of de weg nog niet op het droge
terugkeerde. Doch dit geschiedde niet en gedurende meer dan
twee juren waadden en plasten wij langzaam en strompelend
-door de steeds -dieper wordende soengei. Het troebele water
belette ons de ronde, glibberige kiezels te onderscheiden, waarop
wij uitgleden, de läge struiken aan den oeVer boden geen
schaduw tegen de blakende middagzon, een onweder, dat zieh
achter ons aan den hemel samenpakte, maakte de atmospheer
drukkend en benauwd; in het.rondom beschermde dal bereikte
ons geen zuchtje wind.
Geen wonder , dat onze blikken al spoedig met heel andere
gewaarwordingen dan die van welwillende belangstelling Op den
zonderlingen plantengroei en bodemgesteldheid rondom ons
rustten en wij terug verlangden naar hoog woud en droge wegen.
Maar zoover wij voor ons uit konden zien, bleef de toe-
stand dezelfde ; slechts op verren afstand scheen het breede
dal te eindigen tegen een hoogen begroeiden' heuvelrug; het
spoor onzer voorgangers bleef hardnekkig in de bedding van
het beekje. Het was duidelijk, dat behalve deze waterloop
geen andere weg bestond en de inlanders dus,1 om naar de
omliggende negrieën te komen, op dit bezwaarlijk pad aange-
wezen waren. Beter dan iets anders kan dit feit een inzicht
geven in het geringe verkeer, dat in de onafhankelijke streken
tusschen de verschillende staatjes heerscht.