gewektheid wel eenigszins dempte, maar de eischen van ons
lichaam overstemden toch alle gewaarwordingen en wij vielen
op het eten aan als wolven. IJzerman vertelde ons, dat volgens
de door hem vroeger ingewonnen berichten, de eerste rivier,
die wij in het groote woud moesten tegenkomen, de Djakei
was en dat hij hoopte die reeds tegen den avond te bereiken.
Het beekje waaraan wij gelegerd waren, hield hij voor een
zijriviertje van de Djakei. Het was dezelfde Soengei Koening,
die wij den vorigen dag vóór den ladang Bandar Rimboe Datar
waren overgetrokken. De streek, die wij thans doorliepen, heette
Rimboe Datar, welken naam zij wel verdiende, daar zij op de
ver van elkaar verwijderde beekdalen na, geheel vlak was en
met bosch bedekt.
Alvorens na een snel verorberd maal verder te marcheeren,
werden wij geroepen om de begrafenis van Si Enteng bij te
wonen. Over zijn graf werd naar inlandsch gebruik de slimoet
gespannen, waarin hij was gedragen geworden, en met een
handvol aarde bewezen wij de laatste eer aan onzen dappereh
metgezel, die niet van IJzerman’s zijde was geweken in ’t ge-
vaar en waarschijnlijk den kogel had ontvangen, die voor onzen
aanvoerder be.stemd was.
Onze weg voerde ons verder längs den rechteroever der
Soengei Koening, die wij echter spoedig uit het oog verloren.
Het pad bleef vlak en-vrij gemakkelijk, honger, dorst en ver-
moeidheid waren geweken en wij verheugden ons', dat de colonne
zoo flink vooruitkwam. Langzamerhand begon het boseh
van karakter te veränderen ; in plaats van vele zware stammen
zag men meer dicht gewas van jonge dünne boomen en daar-
tusschen vele en groote rottans, die met hunné geniepig dünne
en zwiepende gedoornde bladnerven ons de hoeden van ’t hoofd
wipten en, waar zij vastraakten, de huid openkrabden. Dit-
maal echter begroetten wij de gluipende klimplantenmetvreugde,
want wij konden ze zonder veel moeite uit de boomtoppen naar
omlaag trekken en er ons spoor mee versperren, waardoor wij
overtuigd waren, dat het ten minste dien nacht onmogelijk zou
zijn, ons daarlangs te volgen.
De verandering van den plantengroei bleek veroorzaakt door
de nabijheid van een riviertje, aan welks vlakke boorden wij
weldra aankwamen. Wij hielden het voor de Djakei en verheugden
ons, dat IJzerman ’s vermoedens zoo juist uitkwamen.
Later bleek ons echter dat wij slechts met een zijtakje van de
Djakei te maken hadden, n. 1. nog steeds met dezalfde Soengei
Koening, die wij reeds tweemaal hadden ontmoet. Het groot
verschil in den waterrijkdom der rivier op deze plaats en op
die van ’t middagbivak maakt het begrijpelijk, dat wij ons
vergisten. Aan den overkant zagen wij IJzerman bezig een
kamp op te slaan; ons tali kawat (ijzerdraadtouw) was in een
vierkant uitgespannen en längs deze richtlijnen werd van jonge
boomen en takken een pagger gemaakt, die met de lange doorn-
stengels der rottans doorvlochten werd. Ofschoon niet breed,
was het riviertje diep en had een snellen stroom; bovendien
verdéelde het zieh telkens in meerdere armen, die zieh weer
vereenigend, eilandjes omsloten, welke dicht met rottans en
stekelige pandanen begroeid waren. Op een dezer verrees ons
bivak; de piek was als uitgezocht voor een versterkt kamp
en gedurende den nacht bij na ongenaakbaar, vooral daar de
omtrek van ons eilandje door drasland gevormd werd. Dezelfde
veiligheidsmaatregelen als den vorigen nacht werden weer ge-
nomen; op de vier hoeken en op de flanken waren verhoogde
uitkijkposten gemaakt; de wachten werden nu echter beter
verdeeld, zoodat elk onzer slechts twee uur te waken had,
met een der inlandsche hopfden tót gezelschap.
Het rüstige gevoel van tijdelijke. veiligheid, de aangename
gedachte, dat de eerste dag zonder stoornis was voorbijgegaan
en dat we een zeven- of achttal kilometers in goede richting
hadden afgeíegd, maakten dat wij ’s avonds nog al genoegelijk
bijeen zaten, waartoe het lichamelijk welbehagen van na 36
uur weer eens uit de kleeren te komen. en te kunnen baden
het zijne bijdroeg, ofschoon telkens de herinnering aan onzen
gevallen reismakker ons weer neerslachtig stemde. Ook onder
de koelies begon de kalmte en opgewektheid te vermeerderen.
Bij telling bleek, dat slechts twee man vermist werden, die