voerde, kwam hij op een zijner handelsreizen met eenige koop-
lieden uit Ajer Arno te Tjeranti, waar de Jang di pertoean
toen verblijf hield. Hij was de Batang Paranap afgezakt en
had voorzichtigheidshalve de goederen van hem en zijn gezel-
schap te Batoe Idjar bij de grens van Indragiri achtergelaten.
Als naar gewoonte meldde hij zieh bij den Vorst aan om ver-
gunning tot doorvoer zijner waren te vragen, en verkreeg die
ook gereedelijk na uitreiking van de gebruikelijke geschenken.
Maar nauwlijks van Batoe Idjar te Tjeranti teruggekeerd,
werd hij door de hoofden dezer negrie aangehouden en beslag
op de medegevoerde goederen gelegd. Naar de reden dezer
handeling vragende, werd hem beduid, dat eenigen tijd te voren
een panghoeloe van Tjeranti te Loeboek Tarantang bestolen was
door een man van Goenoeng. Het daaromtrent ingestelde on-
derzoek had de schuld van den beklaagde niet overtuigend
aangetoond, zoodat de Tjeranticr zijn geld niet terugbekwam.
Nu achtte men zieh te Tjeranti naar landsgebruik gerechtigd
de schade te verhalen op iederen inwoner van Goenoeng, dien
men in handen kreeg.
Te vergeefs beriep onze Datoek zieh op den Jang di pertoean.
Zijne goederen werden naar de woning van den Vorst gebracht
en toen hij heftig werd, gaven de panghoeloe’s last hem te
binden en op te sluiten.
Maar de panghoeloe dagañg, de man, die met de hescherming
van vreemde kooplieden in de negrie belast is, kwam tusschen
beiden; hij wees er op dat het niet aanging een vrij man die
geenerlei misdrijf begaan had te binden, en op zijn protest werden
de touwen losgemaakt, maar het huis waarin onze vriend
gebracht was bleef door doebalangs van den Vorst bewaakt.
Den volgenden dag kreeg hij wel de vrijheid terug, doch niet
het eigendom van hem en zijne gezellen ter gezamenlijke waarde
van f 1200.—
Volgens zijn beweren zou Radja Besar zieh van het grootste
gedeelte dier som hebben meester gemaakt.
Al möge zijne schildering overdreven wezen en al wordt hier
misschien, zooals uit de plaats der handeling valt af te leiden,
de schuld des vaders op den zoon geschoven, de kern van het
verhaal draagt den Stempel der waarheid. Ieder inwoner eener
negrie is aansprakelijk voor de schuld van zijne dorpsgenooten
en daarmede wordt een bron van eindelooze twisten geopend.
De eene negrie Staat vijandig tegenover de andere en alle
gemeenschap blijft verbroken tot het geschil in der minne is
bijgelegd of door geweld van wapenen beslist. Zoo zal geen
inwoner van Basarah het wagen Loeboek Djambi’s gebied te
betreden, sedert een persoon uit laatstgenoemde plaats, verdacht
van minnehandel met een van Radja Besar s vrouwen,
door dezen werd gedood. De betrekkingen van den vermoorde
eischen de voldoening der bloedschuld en zouden zeker niet in
gebreke .blijven die in te vorderen van een koopman of reizi-
g e r , die uit den aard der. zaak aan de quaestie geheel vreemd is.
Omtrent de beslechting van geschillen door de wapenen, den
zoagenaamden prang hadat, moet men zieh geen overdreven
voorstelling maken. Zulk een oorlog duurt gewoonlijk niet meer
dan een dag. Is er ¿¿n gesneuveld van de partij die aanleiding
tot den strijd heeft gegeven, dan wordt de witte vlag geheschen,
het sein tot staking der vijandelijkheden, en daarna
vrede gesloten.
Een dergelijke, weinig blöedige botsing had in 1887 plaats
tusschen Taloek en Sitadjo, en werd spoedig tusschen Taloek
en Kopah verwacht. In vroeger dagen moeten gevechten tusschen
geheele bondgenootschappen zijn voorgekomen, maar bij
de bestaande verdeeldheid is daarvan geen sprake meer.
Van Hoevell nam bij de schatting van het getal inwoners
van het bondgenootschap der V kota di tengah als punt van
uitgang het aantal geweren, dat daar bij een prang hadat in
het vuur kon worden gebracht eh dat volgens verklaring van
een paar hoofden uit die streken duizend stuks zou bedragen.
„Volgens den hadat,” zoo zegt hij, „zijn. voor elk geweer
benoodigd drie man, t. w. 66n • om het wapen zelf te bedienen
en gebruiken, 66n om het kruit en de kogels te dragen en voor
de noodige lonten te zorgen en 66n om met piek en zwaard
den geweerdrager te beschermen gedurende den tijd, dat hij