wäre overkomen, zouden wij zijn spoor gevonden hebben.
„Blijkens het verhoor aän allen, die van Raalten vergezelden,
afgenomen, was deze een paar meetkettingen achter de meet-
koehes terzijde van den weg gegaan, om aan een natuurlijke
behoefte te voldoen. Hij had zijn revolver afgegespt en aan
den mandoer Rana in bewaring gegeven. Terwijl hij, onbewust
van eenig gevaar was nedergehurkt, vielen plotseling vier of
vijf schoten. Hij sprong op en deed waggelend eenige schreden
op het pad om daarna neder te vallen. Een kogel was in zijn
achterhoofd gedrongen en had hem gedood.
„Van Alphen, die verklaarde zoomirt als de anderen een der
aanvallers gezien te hebben, deed met zijn Beaumontgeweer
een schot in de richting waarin hij rook bespeurde en vluchtte
daarop zoo snel mogelijk. De mandoer en de koelies volgden
zijn voorbeeld. Geen wonder, dat het onverwachte der over-
valling allen het hoofd deed verliezen. Om onder zulke om-
standigheden kalm stand te houden, is buitengewone moed
noodig.
„In gemeen overleg werd besloten, terug te keeren om de
weggeworpen goederen in veiligheid te brengen. De brave En-
teng werd opgenomen en medegevoerd. Koorders en ik bleven
achter bij een dikken boom, die dwars over het pad was gefallen,
terwijl Bakhuis met de overigen doorging naar de plaats
waar het pad ophield, om daar het bivouac in te richten en
de goederen te bergen. Hij vond dé koelies, die van Bemmelen
om zieh vereenigd had, althans voor een klein gedeelte, 'weder
tot bezinning gekomen en bereid om te gehoorzamen.
»In onze nabijheid kwam uit het bosch van Alphen te voor-
schijn, die beweerde eene omtrekkende beweging gemaakt te
hebben.
„Terwijl wij mogelijken terugkeer der bandieten afwachtten,
hoorden wij rechts in het bosch het kraken van takken. Een
oogenbhk meenden we werkelijk met een omtrekkende beweging
te maken te hebben, zoodat ik een schot in de richting
van het geluid loste, maar bij nader inzien bleek het geluid
veroorzaakt te zijn door vier djawis, welke bij de vlucht harer
geleiders "het bosch ingeloopen waren. Twee dezer dieren werden
door mij opgevangen en naar het kamp teruggebracht,
het geleide der twee andere vertrouwde ik aan van Alphen toe.”
„Ziende dat onder de vele andere zorgen tegen het vallen
van den avond van Raalten nog niet was begraven, besloot
ik dit zelf te gaan doen. Maar nauwelijks was ik buiten den
pagger, of van Bemmelen, Koorders en van Alphen kwamen
mij tegen en de eerste bezwoer mij dit plan op te geven. Wanneer
gij door een yerraderlijk schot getroffen wordt, zijn wij
allen verloren, ga dus niet,” zöo sprak hij. „Goed,” antwoordde
-ik, „wanneer gij mij belooft hem morgen ochtend te zullen begraven,
heb ik er vrede mee,- maar gebeuren moet het.” „Ja,”
zeide van Alphen , „wij moeten hem een christelijke begrafenis
geven,” en hij beloofde mij den volgenden morgen v<56r het
vertrek der colonne daarvbor zorg te dragen.” —
Bakhuis en Koorders verhaalden mij nog het volgende van
hunne persoonlijke opmerkingen.
Nadat Bakhuis met van Raalten en van Alphen het middag-
maal pad gebruikt, waren zij gezamenlijk achter de colonne
aan opgemarcheerd, maar al spoedig waren de twee anderen
van hem) gescheiden geraakt, daar het meten in het zware bösch
bijzonder lästig en langzaam ging. Op eenmaal' hoorde Bakhuis
achter zieh de schoten en een oogenblik later kwamert de
meetkoelies in wilde vaart aanrennen, schreeuwende: „oräng
Taloek datang” . Hij trachtte eerst te vergeefs hen tégen te houden,
maar ziende dat ook de overige koelies in zijne nabijheid
begonnen te vluchten, zond hij den mandoer Rana naar IJzerman
om bericht te geven en riep van de overigen allen die
wapens droegen toe, : zieh" om hem heen te Verzamelen, ten
einde eene reserve te vormen voor van Raalten en van Alphen,
wanneer deze, zooals hij verwachtte, öp' de colonne zouden te-
rugtrekken. Om twee redenen ging hij niet onmiddellijk naar
de, piek waar zij zieh moesten bevinden; ten eerste ömdät,