dit opdagen onzer getrouwen voort en het tot nu toe zoo rüstige
kamp wemelde ten slotte van menschen. Het was een aar-
•Eg gezicht de bonte groepjes längs het steile, nauwe paadje
te zien afdalen naar den kant, zieh te zien inschepen in de
prauwtjes, die dan langzaam en moeielijk een eindweegs
stroomop werden gesleept längs de boomen aan den oever,
om vervolgens losgelaten, gierend en omzwaaiend naar onzen
oever te komen zwalken.
„Ziet ze opkomen, ziet ze afdalen in zwermen naar den oever,
ziet ze aanstormen, riep Delprat in poetische vervoering uit;
„gedreven door den honger” voegde ik er prozaisch bij. Delprat
en Bakhuis waren nl. te half drie weer teruggekeerd van
hun bezwaarlijken en onnoodig gebleken tocht. Zij hadden eerst
vele uren tegen den stroom opgeworsteld, maar konden einde-
lijk in 't geheel niet meer vooruit en hadden daarom in een
ladang. overnacht. Eerst ’s middägs , hadden zij den mond der
Batang Käring met groote moeite bereikt, maar deze rivier
bleek zoo gezwollen, dat zij na anderhalf uur van vergeefsche
pogingen om er tegen op te komen, hadden moeten besluiten
terug te keeren.
Eerst tegen den avond kwam de. achterhoede der koelies met
van Alphen in oiis kamp aan. De Kwantan zwol ondertusschen
steeds hooger, boomstammen cn takken dreven in menigte
voorbij, ja .eenmaal meenden wij. het;lijk van een tijger te
midden van de vuilbruine vloeden op te merken.
(R. IJ.j „Onder onze tent was het den gehfeelen dagbijzonder
druk door de vele vriendelijke bezoekers van Soempoe, Loeboek
Djambi, Goenoeng en van Löeboek Ambatjang zelf. De wei-
gering der iooo rijksdaalders scheen geen afbreuk gedaan te
hebben aan de goede gezindheid der laatsten. De jeugdige
Datoek Sangga werd onthaald dp zware sigaren en beschuitjes
met jam, die hem even goed schenen te smaken, terwijl menige
volgeling van den profeet onder den schijn van genezing voor
buikpijn te zoeken een glas eognac, al dan ■ niet met water
aangelengd, naar binnen werkte.
„Dank zij de onvermoeide zorgen van den: nan batoea en
van Radja Labih kwam de bestelde rijst behoorlijk binnen en
waren in ’t geheel een tiental runderen geleverd, die klein van
stuk en hoog in prijs, getuigden van den ko.opmansgeest des
eersten. De nacht verliep rüstig.”
V r i jd a g 27 F e b r u a r i .
De groote dag brak aan, waarop de eigenlijk gezegde ex-
peditie den weg naar het Noordnoordoosten zou inslaan, ten
einde door nog onbekende wildernissen Siak te bereiken. Of-
schoon alles den vorigen dag zooveel mogelijk in orde was
gebracht, viel er nog heel wat te bezorgen, voor de terugkee-
Kampement aan dé Kw antan van D e lp ra t, Wijss en Whitton op hun terugreis
van Lo eb oek Ambatjang (naar eene photographie). '
renden in de gereedliggende bidoeks. konden. stappen en de
koelie-colonne geformeerd was. Toch was het nog- vroeg in
den morgen, toen wij de laatste handdrukken wisselden met
de ingénieurs Delprat en Wijss, wier dienstwerk hen terugriep