252 —
oevers plaats voor een roodbruin gekleurd, laagsgewijs gebouwd
rotsgesteente. Deze lagen, die elk voor zieh een aanzienlijke
Vern auwin g der- Kw antan beneden Moeara Binoeang.
dikte (van een tot twee meters) bezaten, waren als de bladen
van een boek los op elkaar gelegen, maar alle gezamenlijk in
de geweldigste bochten gewrongen, of als met reuzenhanden
omgekriakt, vaneen gescheurd, over en längs elkaar 'verscho-
ven, door midden gebroken, en bij brokken naar beneden ge-
smakt. Hier vormden drie, vier of meer dezer steenbladen een
poortgewelf, links en rechts gesteund door-de vaneen gereten
fragmenten van eertijds daarbovenop gelegene lagen. • Ginds
stonden de helften der middendoor gescheurde platen schuins
tegen elkaar op als de planken van een reuzenvloer, die door
een ontploffing van onder op was opengebarsten. Daarnaast
schoten zij in mächtige opeenstapeling onder sterke helling tot
beneden den waterspiegel, als neergeperst onder het gewicht van
andere lagen-blokken, die er rechthoekig opgekanteld stonden.
Zoo overweldigend werkte de aanblik dezer gewelven, tunnels,
scheuren, spleten,-kronkels, golven, hellingen en loodrechte
wanden, dat alles scheen te leven en in beweging te verkeejÜ
B 253 m
ren, waarbij het bruisen der woeste rivier de alles overstemmende
chaosmuziek leverde. Met deze verbazende beroering
van den bodem was de plantengroei daarboven tegelijk in har-
monie en’ in tegenstelling. Even grootsch, even overmachtig
als deze rotsen, waren: de boomen die hen omknelden,- hen
onder hunne wortelvoeten neerdrukten, zieh over hen uitstort-
ten in overstelpende massa’s groen en bloemen. Maar weidde
het 00g over de mollige golven der dicht aaneengesloten bla-
derheuvels, daarboven, dan veranderde de indruk van beängstigende
reuzenkracht der natuur in een van de meest opwekkende
liefelijkheid. Juichend van opgetogenheid begroetten wij bij
iederen volgenden kronkel in de rivier de ruggen en terrassen
die als reusachtige bouquetten en bloemschotels de kleuren-
pracht hunner bosschen voor ons 00g kwamen uitstalleii. Een
voor Indie bijna onbegrijpelijke rijkdom en schakeering van
vormen en kleuren glansde en flonkerde hier in de nog vochtig
dampende zonnestralen. Reusachtige woudboomen schenen am-
phitheatersgewijze als uit elkanders krönen op te schieten en
in breede stroomen van scharlaken, roode, goudgele, witte en
oranje bloemfestoenen zieh over de onderliggende blader-
massa’s uit te spreiden. Alle tinten van groen, alle vormen
van bladeren waren hier vereenigd tot een geheel van onbe-
schrijfelijke schoonheid.
Sommige boomen waren zöö sterk in bloei, dat zij korven
vol witte bloemtrossen geleken; andere die door bioeiende
lianen geheel overgroeid waren, vormden met hun donkergroen
loof het fluweel waarop rijke guirlandes van gouden en pur-
peren bloemketens waren geborduurd. Enkele recht omhoog
schietende woudreuzen staken met hunne zwartgroene kruinen
trotsch en hoog. boven de andere uit, maar in gluipende bochten
zag men de slangvormige rottanstengels hen beklimmen
en hunne sappige groene bladerwaaiers als klapwiekend van
vreugde in de lucht boven hen uitwuiven. Te midden van zieh
opstapelende grijsgroene bladerbollen teekenden zieh enkele
ketapan- of dilleniaboomen door hun lichtgroen af, de laatste
bovendien versierd met groote zwavelgele bloemen, die als door