thans marcheerden wij sterk zuidoostelijk en zagen dus aan
onze rechterhand de keten van kalkbergen, welke evénwijdig
loopt met de oostzijde van het Ngalaii «Sariboe gebergte en
waaronder de Goenoeng Pajong uitsteekt. In onze onmiddellijke
omgeving hadden wij somtljds dicht secundair bosch, maar
meestal kale met ilalang begtoeide heuvels, wier kaalheid
slechts van tijd tot tijd door eenig spichtig houtgewas of een
alleenstaanden tjoebadakboom werd verbroken.
De streek waar onze weg door een laag, maar dicht bosch
voerde, was volgens onze leidslieden berucht omdat er menigmaal
reizigers en kooplieden werden overvallen en uitgeschud. Om-
streeks io uur kwamen wij aan de grenspaal, een zware houten
balk, waarop inschriften in Arabische letters stonden. Wij vonden
er niemand om ons op te wachten, wat ons weinig ver-
wonderde, daar het bekend is , hoe laat en langzaam de Maleier
zieh op weg begeeft. IJzerman besloot een half uurtje te wachten,
maar toen dat om was en nog niemand kwam opdagen,
gaf hij het bevel verder te rukken, in de overtuiging dat wij
de hoofden van Soengei Batoeng wel spoedig zouden tegen-
komen. Deze overtuiging bleek volkomen juist, want wij waren
nog geen vijf minuten onderweg,
toen ons twee inlanders tegemoet
traden, die door IJzerman als
öude bekenden werden begroet.
Zij heetten Pa Rangei en PaSa-
kei, en waren met Bagindo Chatib
te Padang op bezoek geweest; ik
herkendé in hen ook dadelijk twee
der figuren die ik op de photo-
graphieen, bij die gelegenheid ge-
maakt, had opgemerkt. Zij beves-
tigden het bericht omtrent Bagindo
Chatib’s ziekte en keerden
met ons op hunne schreden terug.
Het nu te doorloopen terrein was
P a R angei. golvend heuvelland, onbebouwd
en begroeid met ilalang, kreupel'bosch of gras. (R-IJ-) „Niet ver van
de grens ligt de waterscheiding tusSchen de Soéngei Noenoek
en de Batang Binoeang ; de kleine beek-
jes welke men Verderop ontmóet, zijn
zijtakjes van de Soengei Batoeng” , welke
aan de negrie, die thans het doel van
onzen tocht was, -hären naam schenkt.
Bij een dezer beekjes vonden wij een
aantal der notabelen dezer negrie verza-
meld onder een afdakje, om ons op te
wachten. Onder hen was ook Bagindo
Chatib,' die er werkelijk zeer siecht en
mager uitzag en blijkbaar was afgeval-
len na den tijd dat zijn portret in Padang
was opgenomen. Een behoorlijke
dosis antipyrine werd hem ingegeven,
onder de met overtuiging ujtgesproken
verzekering, dat hij binnen een uur zieh
beter zoü gevoelen, en hypnose en art-
senij weigerden ook ditmaal hären dienst
niet.
Ra Sakei. De eerste indruk dezer onafhankelijke
Maleiers op een vreemdeling als mij was zeker verre van günstig
en is ook later niet beter geworden. Slordig en armoedig
gekleed, meerendeeis pokdalig of schurftig, met openhangenden,
bekwijlden mond en vuurrdod gekleurde lippen en tandvleesch
tengevolge van het onophoudelijk sirihpruimen (betel kauwen),
vrijpostig - en nieuwsgierig zonder een schijn van de welgema-
nierde onderworpenheid der Javanen en Soendaneezen, zoo
deden zieh deze opperhoqfden, — die ons vriendschappelijk g.e-
zind waren! aan ons voor.
Niets was er aan hunne kleedij of bewapeñing, wat eenigszins
onze belangstelling kon wekken, alles' was blijkbaar van de
Oost- of'Westkust afkomstig en dan nog van mindere qualiteit.
Met verbazing sloeg ik gade hoe IJzerman velen dezer vuile
kerpls scheen te kennen, hen zèer joviaal de hand driikte