men zegt als gevolg van een grooten boschbrand, die weinige jaren
geleden alle omringende berghellingen in vuur en vlam zette.
Beneden Siloeka treft men verscheidene stroomversnellingen
aan, waaronder twee van zoodanige kracht dat de inhoud der
prauwen ontscheept moet worden, hetgeen tot groot oponthoud
aanleiding geeft. De eerste, de Tapoes, gold vroeger als de
grens van ons gebied, welke van daar längs het voetpad naar
Paroe zou loopen. Bij de opneming door den topographischen
dienst bleek dat de laras Soempoer zieh veel verder stroom-
afwaarts uitstrekt.
Bij de tweede, de Limpatan, is de Kwantan door umspringende,
läge rotspartijen tot een breedte van niet meer dan io
ä 12 meter saamgeknepen. Twintig minuten verder vindt men
op den rechteroever een kleine zandplaat Poelau Paoeh gehée-
ten, waar dikwijls overnacht wordt, en op den linker de eerste
belangrijke zijtak, de Lisoen, voor welker monding een reus-
achtige steen ligt, een verschijnsel, dat zieh bij verscheidene
andere zijrivieren voordoet.
Na een vaart van 51 minuten hielden wij stil bij-een ladang
die den naam draagt van Pelangisan of Ajer Pingai. Daar
hebben zieh enkele personen uit het Soempoersche pederge-
zet, die zieh behalve met den landbouw 00k bezig houden met
goud wasschen. De bovengrond wordt weggespoeld en het edel
metaal als korrels uit de blootkomende' grintlaag gewonnen.
Daarmede valt, naar men verzekert, soms f 1 per dag en ¿er
hoöfd te verdienen.
Terugkomende van de uitgespoelde gleuf, gaven de toean-
koes in overweging niet terstond door te gaan, maar eerst de
gezindheid te Padang Tarab te onderzoeken. Het scheen dat
hun onrustwekkende berichten ter oore waren gekomen, maar
aangezien zij die niet nader mededeelden, kwam langer wachten
overbodig voor en besloten wij, vertrouwende op de woor-
den van Datoek nan Bandara , weder -scheep te gaan.
Wij voeren längs Auer Doeri, waar eveneens goud wordt
gewonnen en waar een vóetpad. naar Paroe begiPt, in zuid-
oostelijke richting naar den mond der Noenoek, die weder door
een kolossaal rotsblok afgesloten wordt. Daar buigt de rivier
zich naar het Noorden, om zich vervolgens oostelijk niet meer
dan 40 meter breed een weg te banen door het kalkgebergte,
dat niet ver van Padang Tarab eindigt.
Vijf minuten nadat wij de pakan (landingsplaats) van dit
plaatsje op den rechter oever waren gepasseerd, landden wij
te Tandjoeng Káling, op een punt waar de zanderige oever
Moeara; Noenoek.
vrij sterk door den stroom wordt aangetast. Een steil voetpad
bracht ons naar de hoog gelegen woningen.
In de verwachting Datoek nan Bandara en zijne metgezellen
aan te treffen, werden wij' teleurgesteld. Verwonderd over ons
uitblijven waren zij denzelfden morgen over land naar Siloeka
gegaan om te hooren wat ons terughield.
Wij vlijden ons in de schaduw op een bank neder en kregen
een paar trossen pisang, welk geschenk ons omtrent den geest