Taloek Baringin en Loeboek Tarantang. Sedert jaren geeft hij
openlijk blijken, dat hij aansluiting bij het Nederlandsch Gouvernement
wenscht en daardoor heeft hij zieh veler vijandschap
op den hals gehaald. Sluw, geveinsd en weinig waarheidlie-
vend als hij is, laat zieh de reden van zijn zucht naar aansluiting
slechts gissen. Ik meen die te mögen zoeken in ontevre-
denheid met den bestaanden toestand. Het schijnt, dat zijn
vaderen een geheel andere, veel gewichtiger Stelling in de
Rantau Kwantan innamen dan hij. Toen waren er B zooals
door hem beweerd en door anderen bevestigd wordt drie
stedehouders van den vorst, n.l. te Goenoeng, te Loeboek Ka-
boen (Kariet) en in Tanah Darah (Logei Pangean), wier aanzien
met den val van Menangkabau geheel verdwenen is.
„Daarbij zal wel komen, dat hij hoopt op een bezoldigde
betrekking. De f 20.— die een panghoeloe kapala op Gouver-
nementsgebied maandelijks geniet, zijn een armen en geldzuch-
tigen inlander bijzonder welkom. Hoe dit zij, wij hadden veel
nut van hem op onze eerste reis en zagen met genoegen zijn
lans geplant voor het afdak waaronder onze goederen geborgen
waren. Hij was vergezeld van zijn zoon en de hoofden uit
zijne negrieen.
„Ook van Loeboek Djambi waren een paar panghoeloes op-
gekomen om ons namens het negrie-bestuur te begröeten en
een kip aan te bieden. Zoodra al dezen vrienden de hand ge-
geven en tot ieder een kort woord gericht was, werd aan den
nan batoea en Radja Labih gevraagd, hoe het met den aan-
koop der levensmiddelen stond. Het bleek dat wij den volgen-
den dag nog moesten blijven, maar dat dan geen zörg voor
ons onderhoud ons langer ter plaatse zou binden. Van de te
Padang vervaardigde portretten waren intusschen eenige af-
drukken aan de daarop voorgestelde personen uitgereikt, die
blijkbaar grooten opgang maakten. Weldra toch verzocht Da-
toek Gobang, die een half jaar te voren zieh zoo heftig tegen
onze komst had uitgelaten, dat ook zijn gelaat zou vereeuwigd
worden, zoodat hij onder algemeene belangstelling aan dezelfde
kunstbewerking werd onderworpen, die een oogenblik te voren
onze beide visschen haddert ondergaan, met wier physionomie
de zijrte eene önloochenbare overeenkomst vertoonde.”
De Toeanköe en de Djaksa hadden aan den kant der rivier
eenige stokken in den grond gestoken en met kadjang-matten
en imitatieleer een tent gefabriceerd, waaronder wij voor de
hitte des daags beschut, ons middagmaal konden gebruiken.
Hier zaten wij gezellig aan de doör ons meegebrachte klap-
tafels, maakten onze aanteekeningen en schreven brieven: de
laätste, die wij konden afzenden naar de beschaafde wereld,
omdat Loeboek Ambatjang de plaats was, waar Delprat en
Wijss ons verlaten moesten.'
Weldrä wemelde de omtrek van ons tentje van bezoekers,
meerendeeis oude beitenden van IJzerman, waaronder ookvele
äikomstig uit de Padangsche Bovenlanden. Over ’t algemeen
maakten zij een günstigen indruk, en het mag tot eer der
Loeboek Ambatjangers vermeld worden, dat ofschoon onze
bagage wijd en zijd over den grond verspreid lag om te drogen
en uitgezocht te worden, geene diefstallen zijn voorgekomen
ert ook ’s nachts niets van pogingen daartoe is bespeurd. Wel
bleken onze gastheerep bijzonder belust op leege kisten, fles-
schen en blikken en hadden velen groote zakken meegebracht,
waarin zij al dergelijken afval deden verdwijnen.
(R. IJ.) „Van stonde onzer aankomst aan ging het dokteren weer
zijn gang: schurftzalf, kajöepoeti-olie, opodeidok, kamferspiritus,
jodoform, maar vooral kasterolie en chinine werden in belang-
rijke höeveelheden vän de hand gezet. Nooit werkte ziekte
äanstekelijker: mannen blozende van gezondheid gevoelden
plotseling allerlei kwalen, die onmiddellijk ingrijpen noodzake-
lijk maakten.”
In den namiddag zagen wij eenige Maleiers aan den overkant
der rivier uit het kreupelhout te voorschijn komen en naar den
oever afdalen. Spoedig herkenden wij Bagindo tan Kasar en
den maritri van Boea, zoodat wij niet reden onderstelden dat
onze koeliecolonne in aantöcht was. Toen de aankomenden
evenwel door een prauw waren overgezet, reikte Bagindo tan
Kasar aan IJzerman een briefje over, afkomstig van van Al