is het zeker ook toe te schrijven; dat de heerschappij van de
alang-alang op Java, waar de bodem over het algemeen veel
droger is dan in Equatoriaal Sumatra, aldaar ook van veel
langer rduur is dan.hier. Evenwel kunnen daardoor alleen ber
zwaarlijk de belangrijke. veranderingen verklaard worden in de
systematische samenstelling der bosschen bij toenemenden ou'den-
dom. De verklaring hiervan moet mijns inziens gezöcht worden
in de voortdurende veranderingen, die in den bodem plaats
grijpen ten gevolge van den invloed der gewassen, die hem
bedekken. Uiterst langzaam krijgt de bodem door de bijvoe-
ging van afgevallen plantendeelen, die met de wortels en
de vermolmde boomstammen in den grond vergaan, weder
dezelfde scheikundige samenstelling terug, welke hij had toen
de plek werd opengekapt. Eerst wanneer dit is geschied, zal
het nieuwgevormde bosch met het primaire woud geheel overeen
kunnen komen.
Wij gingen bij deze beschouwing uit van de onderstelling,
dat Op het door de ladang-bewoners verlaten terrein günstige
levensvoorwaarden voor een opkomende generatie te- vinden
waren, en op een groot deel van onzern weg was zülks ook het
geval. Bijna overal was er overvloed van water en was-de bodem
gevormd uit gemakkelijk verweerende bestanddeelen. Dan
is de heerschappij van de alang-alang, op Sumatra ilalang
genoemd , ook slechts kort. Weldra is deze dôor andere gewas-
sen verdrongen. Alleen op zeer dorre grondên schijnt zij stand
te kunnen houden. In geheele velden vonden wij ze slechts
zeer zelden. O. a. op eene den I5del1 Maart door ons bezochte
plek aan de oostzijde van de waterscheiding tusschen de Sigati
en de Tesso , waar de bodem uit fijn, wit of grijs kwartszand
bestond. Het was klaarblijkélijk een verlaten ladang, die waarschijnlijk
ook voor de ontginners geen günstige resultaten had
opgeleverd. Opsommigé plaatsen was de grond van allé'vege-
tatie ontbloot, of men vond er alleen een dichte laag van dorre
korstmossen, hier en daar met Lycopodium cernuum Bl. en
Gleichenia dichotoma er tusschen. ©ok het bosch dat de plek
omringde was laag en ijl. Op den bodem vond men alleen een
enkele aard-orchidee met sierlijke witte bloemen van dezelfde
soort, die wij in de vlakte bij Logei aantroffen, en Medinilla
Javanica, een Melastomacee met scharlakenroode bessen, welke
ook in de.Javàansche bergst’reken voorkomt, doch aldaar niet
op den bodem maar als epiphyt op de boomen leefti Onder
de weinige boomsoorten waren de voornaamste Adinandra dumosa.,
Eurya acuminata en Eugenia sp., een Myrtacee met kleine,
op die van Buxus sempervirens gelijkende bladeren.
Evenals bij de planten van de Logei-vlakte, zijn bij de meeste
der genoemde soorten de bladeren door een dikke cutícula
tegen de verdamping beschul, ferwijl de Orchidee en de Me-
dimlla in hun dikke, vleezige bladeren eene bescherming tegen
de droogte vinden. Door deze wapens is het hun mogelijk op
zulke dorre gronden stand te houden. Klaarblijkelijk slagen zij
er zelfs in om ten slotte ook hier de heerschappij der alang-alang
te doen eindigen. Wij vonden toch op dergelijke zandige gronden
ook secundaire bosschen, die vrij dicht begroeid waren,
wij troffen die b.v. aan .op onzen marsch van 23 tot 25 Maart.
Over het algemeen ¡jadden hier weder de reeds genoemde
boomsoorten de. overhand. Een enkele maal echter stond daar-
tusschen ook Galearia aristifera Miq. , . een heester die de aan-
dacht trekt door zijn buitengewoon lange en dünne bleekgroene
bloemenaren , die uit de toppen der takken ontspruiten; verder
een kleine waaierpalm met fraai geel en groen gestreepte, ge-
doornde bladstelen. Verder kwamen hier nog de volgende- soorten
in een groot aantal individúen voor: Campnosperma Griffi-
thii March., eene Anaeardiacee die om haar voorkomen en door
hare bladeren aan eene Dillenia doet denken, Evodia euneura
Miq., een kleinbladige Glochidion¡ doelang-doelang gehee-
ten, een boomvaren met gestekelde bladstelen en 2 à 3 meter
hooge stammen, een Nephelium met talrijke vruchten, de als
vruchtboom bekende, misschien van een vroegere cultuur over-
gebleven Averrhoa Bilimbi L., Pithecolobium sp. en Maca-
ranga hypoleuca Müll.-Arg. Hierbij voegden zieh ook echte
woudboomen, zooals Canarium rostriferum Miq., Artocarpus
elastica Reinw.-, Parkia intermedia Hassk., Albizzia lebbekkoldes