XXXV.
Hoofdstuk.
Zwarte.
PI. XLI.
Fig. S.
ren w it, met den Bek aan 't Grondjluk rood.
Ray noemt deezen, een Vogel van Madrafs,
met den Bek gelyk een Scheermes; om dat de
Bovenkaak, even als een Scheermes in zyn Hand-
vatzel, in de Ondèrkaak fluit. Hy ze g t, dat dë
Malabaaren hem Coddel Kauka o f Suenmoodra
Cavky noemen. Klein noemt hem Plotus; Moeh.
ring Phalacrocorax ; Barrière de zwarte Vif-
fcher-Meeuw, met een neergedruktcn Bek, ge-
lykende naar een Schaar.
Brisson, die ’er de Afbeelding van geeft uit
het Kabinet van Reaumur , verhaalt, dat deeze
Vogel omtrent de grootte heeft van het gevlakte
té Afchgraauwe Meeuwtje, zynde de kleur van
boven zwartagtig bruine van onderen w it, zo
wel op ’t L y f als aan den Kop; de vier buiten-
Re Staartpennen wederzyds wit, maar, volgens
de langte van. de Schaft met bruin getekend.
D e Bovenkaak fluit niet, gelyk Ray z e g t, in
de Onderkaak: maar de randen van deeze laat-
Re zyn fcherp als een Mes, en haar bovenfte
rand wordt, terwyl de Vogel zyn Bek fluit, ingenomen
van een groef, die in het onderfte van
de Bovenkaak is. Deeze Iaatfte is aan ’t end
Romp en de andere als dwars afgefneeden; de
Pooten rood, gelyk ook de Bek aan den wortel
, doch voor ’t overige zwart.
Deeze Vogel zweeft langs de Oppervlakte
van ’t Water , en fleekt ’er middelerwyl het
onderfle van den Bek al vliegende in, om ’er dus
zyn