II. haam rosagtig, de Wangen, Stuit en Buik
Afdeel. yioletkleur, den Bek rood.
LXII.
Hoofd. Men kan deezen, gevoeglyk, de Brafiliaart-
STUK‘ fche Vink noemen : hoewel de Heer Brisson
’er , miffchien wegens de Kleur, den naam
van Grenadin o f Paffer Granatims aan geeft.
Zodanig een werdt , in ’t jaar i ‘/54 s van de
Kult van Afrika levendig gebragc aan Mada-
me de Pompadour , by welke hy vierdhalf
Jaar geleefd heeft. Hy was byna geheel Kas-
tanie-bruin. Die , welke E dwards afbeeldt,
was uit Brafil afkomltig.
XVIL (17 ) Vink die groenagtig is , met de Wenk
B»tyr<tceA- braawwen , Borfl en Buik geel, de Slag-
Indiaanlche » « •,
Groenling. pennen van den eerfien rang aan de buiten'
kant voit.
Deeze , die de lndiaanfche Groenling van
B risson wordt geheten, is de vyf-en-vyftigfte
in zyn Geflagt van Molïchen. In grootte
overtreft hy den Kanaryvogel eenigzins. Hy
gelykt naar dien Kernbyter , welke Boter-
beeftje genoemd v/ordt , zeer j maar de Bek
is kleiner , zegt L inn^us. Zyn Woonplaats
is op Madéra , als ook aan de Kaap en in
Ooftindie.
(18) 17
(17) Fringilla virens , Supercilii* Pedore Abdomi-
neque flavis, Remigibus primoribus margine exteriore al-
bis. Sylt. Nut. X. Chloris Indicus Edw. 84.
ii
( 1 8 ) Vink die den Bek en ’t L y f voitagtig heeft, Afde‘è^
de Slag. en Staartpemen groenagtig.
Hoofde
Deeze wordt van Brisson ook onder de Moé- stuk.
fchen t’ huis gebragt, en voert in ’f, Italiaanfch x v iiï.
• . . . Canaritt.
den naam van Paffera di Canana, dat is Kana. Kanarierifche
Mofch, gelyk ook A ldrovandus en an- Vogel,
deren hem Poffer Canarius o f Canarienfis noemen.
Anders heet men hem, door geheel Eu*
ropa byna, Kanarie- Vigel, om dat hy van dé
Kanarifëhe Eilanden afkomltig is.
Deeze Vogeltjes, Welker natuurlyke Woon- Hljn VofetP
plaats is in zulk een heet Klimaat, worden j
wanneer men ze voor de Winterkoude befehutj
gemakkelyk in Kouwtjes, Kooijen en Vlugten
gehouden en voortgeteeld door geheel Europa.*
Het befte Voedzel, dat menze volgens ’t oordeel
van een groot Liefhebber geeven kan, is
Kanarie- enRaap-Zaad* half en halfj met een
weinig Haveren-Gort $ in de Zomer, maar ’s
Winters wat Hennipzaad ’er onder gemengd.
Voorts geeft men hun, fomwylen, eenige Ver-
fDapering van geweekte Biskuit o f een (tukje
Broodfuiker in de Winter, en eenige blaadjes
Kruiskruid , Muur o f Salade in de Zomer.
Voor-
(18) Fringilla Roftro Corporeque albicante, Re&ici*
bus Remigibusque virefcentibus. Faun. Suec. 207 Canrf.
ria. G esn. ^Ar. 240 A l d r . Orn. 1. 18. e. 5. Pafièr
Canarienfis. Jonst. ^Ay. T. 36. WIll. Orn. 192. T. 4$,
R aj. ^Ay. 91. n. 6. A lb. ALy. I. p. 62. T. FRisd*
tAv. II. T. 12. f. 5. Olin. *Ay. 7.
I. D eel. V. Stuk. . M lij '