TI.
Afdeel.
XL.
Hoofdstuk.
188
o f andere Roofvogelen, op de Vogel-Jagt afge.'
rige , zyn ’er noodig , om éénen Kraanvogel
neer te ftooten en* te overmeefteren; waar uic
dan een Gevegt in de Lugt ontftaat, dat niet
onaangenaam te befchouwen is. Men vindt de
Kraanen,in de Plakkaaten van ons Land, ook geteld
onder het vljegend Wild of Edel Gevogelte
, dat men niet fchieten mag o f vangen , noch
de Neften berooven (*).
De jonge Kraanen zyn tembaar: inen noemt-
ze in ’t Latyn Vipiones, en door dezelven op
te voeden heeft men ontdekt, dat deeze Vogelen
wel veertig Jaaren kunnen leeven. De Edellieden
in Poolen, zegt men , trekken hun de
Pennen uit de Staart, en, die plaats met Olie
begietende, zo groeijen ’er witte Peune-Veeren
in de plaats, die by hun zeer in agting zyn,
alzo zy ’er hunne Mutzen mede verfieren. Het
zelfde wordt, met meer waarfchynlykheid, aangaande
de Tarters verzekerd. Eertyds werden zy,
gelyk de Ganzen, gemaft om te eeten, en van
de Jongen kan men zeggen , dat zy niet on-
fmaakelyk zyn. Zelfs is het gebruik deezer
Vogelen , tot Spyze , aangemerkt geweeft als
een goed Middel tegen het Winderig Kolyk,
en om het Zenuwgeftel te verfterken. Het
Vet heeft niet minder kragt dan dat der Ganzen
en wilde Eendvogelen.
Het
(*) Zie <Art. van ’t Plakkaat op de Houtveftery
en Jagt, in Holland en Wellvriesland. Gr. Plakkaatb.
•IV. D. bl. 526, en Nederl. jdarb. van 17,50.., bl, 10S0.
Het zeggen der Ouden , dat de Kraanen een jj_
Steentje in den Bek neemen, wanneer zy op A fdeel.
de Vlugt gaan, heeft het Verftand van eenige Hoofd-
Geleerden gepynigd. B o ch art zelfs oordeelde stuk.
dit zo ongeloof baar, dat hy des wegens een fout Hun Aa*.
onderftelde in de Text vaniELiANUs: doch die
vermaarde Natuurkenner R edi agt het veel
waarfchynlyker, dat de Zaak in zeker opzigt
waar zy. Hy wil, dat deeze Vogelen zo wel
Steentjes noodig hebben tot Verteering van de
harde Spys, die van hun genuttigd wordt, als
de Eenden, Ganzen, Hoenders en Struisvogelen.
Inderdaad, by ’t openen van eenige Kraanen,
vondt hy dat Gevoelen beveiligd; doch
tevens bleek hem, d a tz y , behalve het Graan,
ook Kruiden en Infekten 'inllokken, en waarom
zouden zy dit zo wel niet als de gemelde
Graan-eeters doen.
De Krop van eenen Kraan vondt R ed i v o l
Gras; in een ander was dezelve met Boonen
gevuld : een derde hadt in de Maag veel gekneusd
Kruid , dat hem toefcheen Klaver te
zyn : twee anderen waren met Torren en ee-
nigen met Aardwormen geftoffegrd, In de Krop
van een zodanigen Vogel heeft hy gezien vier
Zee-Schulpjes, twee Haagdiffen -en vier Eikels:
in de Maag van een anderen eenige Slakhoórens
en een Zee-Hoorentje, benevens veel Kruiden ,
gemengd met zulk een veelheid kleine Steentjes,
dat die meer dan twee Oneen woogen. In de
I. Déei. V. Stuk. Maa