II. fchapen: de Paduafcbe van Aldrovandus , an-
A fdeel. j ers itajjaaufche Hoenderen, in ’t Franfch ge-
L iV . °
Hoofd- naam^ Poules de Caux , die eens zo groot als
stuk. onze gewoone Hoenders zyn : de Turkfcbe,
JIeender en. die door de fchoonheid en mengeling van Kleuren
uitmunten: en de Engelfcbe Hoenderen, die
hooger op de Pooten dan de Franfche zyn.
Voorts gewaagt B risson nog van v y f Soorten,
welker onderfcheidende Kenmerken in de Kuikens
ook gevonden worden , indien de Hennen
flegts door Paaring met anderen niet verbafterd
zyn: te weeten;
Krieltjes. Krieltjes. Deeze hebben zeer korte Pootjes,
en worden daarom van de Duitfchers Krup-
Hahn en Krup-Hubn, van de Engelfchen Dwarf-
Hen of Kreepers, dat is Kruipers, genoemd. In
fommigen zyn de Pooten tot aan de Vingers toe
gevederd, en daarom noemt menze Ruigpooten:
in anderen zyn deeze Vederen der Pooten zo
lang, dat zy op den Grond fleepen; te weeten
in de Bantamfcbe of Ooftindifche, welker Haantjes
zeer ftout z yn , en zig niet fchroomen in
Gevegt te begeeven met eens zo groote Haa-
nen. Deeze twee laatften begrypt L inn.®us
in zyne vyfde Verfcheidenheid.
Gekrulde of Gekrulde o f Wollige Hoenderen. Deeze wor-
Wollige, jen varj (je Duitfchers Straubige Hennen en van
de Sweeden Kroll- dat is JfrwFHoenderen gehe-
ten. De Gallina Frieslandica en crispa , waar
van L innjEUs zyn vierde Verfcheidenheid maakt,
behooren tot deeze, Z y verfghillen van de gewoone
woone Hoenderen in geen ander opzigt, dan dat
z y de Vederen, over ’t geheele L y f , opwaards A fdeel.
omgeboogen en als gekruld hebben. LIV.
De Mooriaan is eene Verfcheidenheid waar van SXUK°~
L inn^us niet gewaagt. Dus mag men, met ^anderen,
regt, een Soort van Hoenderen noemen, waar Moriaanen,
aan de Franfchen, naar hunne afkomft, den
naam geeven van Hoen deren o f Mozam-
biekfehe. Zy verfchillen vaD de gewoonen niet
alleen, doordien de Veeren byna altoos zwart
zyn, maar inzonderheid door de zwarte Kleur
van de Kammen en Lellen , als ook van de
Opperhuid en het Beenvlies; zo dat z y , wanneer
menze gekookt heeft, als van Inkt doordrongen
fchynen.
De Perjiaanfcbe o f Staartelooze Hoenderen Staarteloo-
maaken de derde Verfcheidenheid van L innacus *e‘
uit. De Duitfchers noemenze Klump-, de Swee-
den Gump-Hoen deren, de Engelfchen Rumkins.
Zy verfchillen in geenerley opzigt van de gewoonen,
dan dat hun de Stuit en Staart geheel
ontbreeken.
De zesde Soort van B risson zyn de J a p a n - ] ^ ^
febe Hoenderen, die in grootte weinig verlchil-
len van de onzen, doch witte Veeren hebben
van een zonderling maakzel, gelykende zeer
naar die van den Kafuaris. Immers derzelver
Baardjes zyn niet te lamen gevoegd, als.die der
gewoone Vederen , maar van elkander afge-
fcheiden en zweemen taamelyk wel naar Haair.
De Booten zyn, aan den buitenkant, tot aan
ï, de*i. y , stuk, A a 4,