II;
Afdeel.
XLI.
Hoofdstuk;
Wulp van
Madagaskar.
PI, XLIV.
lig .x .
Groene
Wulp.
W y fje gehad , welks kleuren hy naauwkeurig
befchryfc. Die, welke B risson in ’t Kabinet
van Reaumur hadt, was op ’c L y f gedekt met
donker-rofle Vceren, aan de randen grys; van
onderen wit; den Kop bruin, witagtig gevlakt
en een witte plek wederzyds , tullchen den
Bek en Oogen: de Bord en Zyden met bruine
Vlakken getekend: de Stuit wit: alle de Staart-
pennèn overdwars met bruin geftreept.
Op deeze laat B risson de befchryving volgen
van eenen Wulp van Madagaskar; waar van ik
de Afbeelding uit hem heb overgenomen. Dezelve
is van grootte als onze groote Wulp: de
kleur der Veeren, boven op ’t L y f , donkerbruin
met gryze randen ; van onderen wit,
doch de Bord en Zyden naar ’t vaale trekken"
d e , met overlangfe bruine Vlakken op de Bord
en overdwarfe aan de Zyden; even als onze
kleine Wulp. De Staartpennen zyn met bruiné
dwars-dreepen, ’twelk ook zo wel in de groote
als in de kleine Europifche Wulpen plaats
heeft; de Bek boven roodagtig , onder wit,
aan ’t end zwart; de Booten bruin-rood. Hy
is van ’t gemelde Eiland overgebragt.
Behalve de gemelden heeft de Heer Brisson
een groenen Wulp , dien ik by L in n »eus niet
aangetekend vind, hoewel hy een Inboorling is
van Europa. De Ouden noemden hem Falcü
nellus o f Falcata, waar van de Heer K le in ,
buiten tvvyfel, den bynaam van Falcatores ontleend
heeft, dien hy dan de Wulpen, Byëneef
eèters en Hoppen geeft, wegens de figuur van n.
derzelver Bek, die in deeze nader aan de Zeis- A fdeel.
fènswyze komt , dan in de overige Wulpen»
Van de Italiaanen wordt hy ook Falcinello, van s t u k .-
de Duitfchers Sichler o f Sagifer en Weltfeher- Wulf»
Fogel, van de Engelfchen Scythe-bill’d Heron
geheten, zegt C h a r l e t o n , die ’er by voegt,
dat deeze Vogel in grootte en gedaante volmaakt
naar een Reiger gelykt, uitgenomen den B ek ,
en van kleur ongemeen fierlyk groen is, met
eenig hoog-rood ’er onder gemengd; Volgens
B risson is de kleur van zyn Pluimagie, op de
R u g , Goud-groen , met eenen weerfchyn van
zuiver Koper, van onderen bruinagtig: de Keel
Kaftanie-bruin; de grootte als die van onzen
kleinen Wulp. Ikfpreek niet van de bruine en
bonte Amerikaanfche Wulpen , die hy befchryft;
maar gaa met L innjeüs tot de eigentlyke Snep*
pen over»
(7 ) Snep niet een regten gladden Bek, de Poo* ^ujikÓhi
ten Afchgr dauw, de Dy'én gedekt, een zwar- Houifnep.
te jlreep óp ’t Voorhoofd.
Te vóoren hadt L inNjEüs deezen onder de
Wulpen betrokken. Hy heet by de Schryvers,
in
(7) Scolopax Roftro redto laevi, Pédibus cinereis , Fe-
moribus teótis, fafcia Frontis nigra. Syfl. ATat.X. Nume-
Uius Roftri apice laevi, Capite lifiea utrinqué nigta
Rectricibus riigris apice albis. Faun. Suec. 141. Scolö-
pax f. Perdix ruftica. G esn. ^Av. 502. Scolopax A ldr,
Om. 1. 20. c. fx. Will, Orn. 213. R aj. *Ar. Ï04.N. S.
Ai.S, ^(r. 1. p. 67, 70.
I. Deel. V.Stuk, P