ir, is ip Amerika en op de Weftindifche Eilanden.
Afdeel. ‘
-XXXiïl. (6) Meeuw met de twee middeljle Staarteen*
Hoofd- nen zeer lang.
'£TUK,'
vi. De Heer Brisson maakt een byzonder Ge-
Stromjaa-'^aSt van kogelen, ’t welk door de gedaante
g®r. van den Bek , dien zy bykans rolrond hebben, van
de Meeuwen is onderfcheiden. Hier in heeft
h y , als zyne derde Soort, geplaatft een Vogel,
die van L innaïus te vooren onder de Sternen
was t’huis gebragt geweeft, maar thans in het
Geflagt der Meeuwen komt. De Engelfchen
noemen hem Antiek Bird o f Noordpools Vogel,
doch hy was door Martens reeds met den
onbevalligen naam van Strontjaager getyteld;
om dat hy den Meeuw, die Kutke-Gaap genoemd
wordt, zo lang vervolgt, tot dat dezelve
, uit benaauwdheid , zynen AfgaDg looft,
welke dan van hem opgevangen en gegeten
wordt. Dit zegt M artens dat hy met eigen
Gogen heeft gezien, en Ra y voegt ’er by, dat
de Cornwallers even ’t zelfde yerhaalen. Hoe,
5t z y , om die reden behoudt hy thans in ’t algemeen
deezen naam, en Biusson heeft ’er den
• Ge-
(6) Larus Reélridbus duabus 'imermediis Jongiffimis.
Syfl. N a t. X. Sterna Reöricibus maximis, nigris. Faun.
Suec. J29 h . Wgoth. 1 8 2 J lFI. Slockh. 17^. p. 291.A-
*is Norvegica. Kyuffa.Oi.iG. Mus. x. f. i z . n. 20. Truea
f. Fur Bartii. M-tt I. p. 91. Coprotheres. Raj. M-v.
ï 27. n. 2 'M artens. spitzb. T. L. f. D. Avisarfticg.
Epw. M -t. 148. t . ï -}8. & T. 149. f. 2.
W
Geflagt-naam van Stercorarius aan gegeven, die
het zelfde zal willen betekenen.
De Noorwegers, die hem Jo- T y f , dat is
Vogel-Dief, o f enkel Kyuffa noemen, verzekeren,
dat het hem niet alleen te doen is om de
Vuiligheid der Meeuwen, maar dat hy dezel-
ven, als ’t hem doenlyk is, ook hunne Prooy
afhandig maakt. In Sweeden heet hy Lobben
en men heeft ’er dikwils gezien, hoe hy de
Meeuwen dwingt, om hunne Prooy aan hem
over te geeven. Hy flaat den een voor, den anderen
ha, met zyne Vleugelen, tot dat zy de
Vifchjes, die zy gevangen hebben, weder uit-
braaken of hunne Stront laaten vallen : dit wordt
van hem gretig ingellokt. De Meeuwen zyn
ook ten uiterfte verfchrikt, als zy deezen Vogel
gewaar worden, en fchreeuwen yzelyk, doch
zulks baat hun weinig. By die gelegenheid
ontftaat fomtyds een hevig Gevegt tuffelsen de
Labben en de Meeuwen, doch één Labbe kan
wel drie Meeuwen Ipits bieden, want het is
een zeer -ftoute Vogel. De Laplanders noemen
hem Cbibu, de Finnen Merito.
Het Strandvolk heeft ten deele zyn vermaak,
ten deele nuttigheid van de Labben. Men ziet
’er zelden meer dan twee o f drie tegelyk:want
deeze Vogels komen, zo ’t fchynt , niet uit
Z e e , dan om de Schooien van Haring en Sprot
te volgen, en dus ftrekken zy aan de Viffchers
tot een teken, dat dezelven het Land naderen,
Zeer gretig is h y , om de genen, die hem toe*
il.
Afdeel.
XXX11I.
Hoofdstuk.