B e s c h r v v t n ö
LXII.
Hoofdstuk.
Europifche
Kanarie.
548
waar onder die met Putters de fchoonfte van
Veeren zyn, doch van de Paaring met Vlasch*
vinken komen de befte Zingers voort. De eer.
ften noemt men Kanarie-Putters.
In Duitfchland en Italië leeven zekere Vogeltjes
in ’t wilde , waar aan men ook den naam
van Serins of Kanarietjes geeft. Men vindt ’er
menigvuldig in Hongarie, alwaar zy by geheele
fchoolen komen aanvliegen, en in ’t Geboomte
neftelen, wordende by Weenen Hirngrill, by
Frankfort Girlitz geheeten. Zy hebben de
grootte van een kleinen Vlaschvink, en zyn van
boven bruinagtig geel-groen, van onderen groen-
agtig g e e l, aan de zyden bruin gevlakt, de
Slag- en Staartpennen bruin met witte randen.
In de Zuidelyke deelen van Vrankryk , om-
ftreeks Marfeille, zyn deeze zeer gemeen. Die
van Italië zyn wat grooter, en van de zelfde
Kleur, behalven dat zy de Slag- en Staartpennen
zwartagtig hebben met groenagtige randen.
Ivf en noemtze in ’t FraDich Tcirin, en Citrinella
is de naam , die aan dezelven door de Ingezetenen
van Trente wordt gegeven. Miffchien
zyn het zodanigen, o f , door Paaring van deeze
met regte Kanarie-Vogelen geteeld , waar
van nu en dan een geheele Kraag , van vier
o f vyfhonderd fluks, door Tirollers, Zwabers
o f Zwartewalders , ja zelfs uit Luikerland ,
in de groote Steden wordt gebragt en te koop
geveild.
(19) Vink met de Slagpennen in ’t midden
geel, de vier eerften ongevlakt, de Staartpennen
aan den wortel geel, aan de tippen
zwart.
Deeze voert by de Ouden den naam van
Spinus of Ligurims, en deFranfchen heetenhem
ook Tarin; dat niet oneigen is,dewyl G esne-
rus ’er het zelfde Vogeltje als de Kanarie van
maakt , en hy verfchilc van fommigen derzelven
zeer weinig in Kleur, doch de Bek is dunner
aan de punt; weshalve de Heer Brisson hem
plaatft in het Geflagt der Diftelvinken. Men
moet hem ook wel van den Geelvink onder-
fcheiden, zegt C harleton , die in Engeland
gemeen is, daar men de Sysjes zelden in de
Noordelyke Landen ontmoet. L inn-eo s , egter,
tekent dezelven ook aan onder de Sweedfche
Vogelen, zeggende dat zy zig onthouden in de
Bofchjes van Geneverboomen. ’t Is inderdaad
een Europifch Vogeltje, dat van de Italiaanen
Lugaro o f Lugarino, van de Grieken Akanthis
geheten wordt. De Duitfchers noemen het
Zyfele o f Zyfcben, de Engejfchen Siskin en wy
Sysje.
Dec-
(19) Fringilla Remigibus medio luteis, primis quatuor
itnmaculatis ; Reótricibus bafi flavis Apice'nigtis. Faun.
Suec. 303. Acanthus Avicula. Gesn. I. Spinus
Ligurinus. Alur. Orn. 1. 18. c. 4. W ilt.. Orn. 192.
T. 46, Raj. ^ y , 91. n. i . Alb -Xt. III. p 71. T. 76.
Faiscu. J ty . II. t . is , f. 1. 2. Olim. ^4 y. iy .
1. P eel. V, Stvk, M m 3
II.
Afdeel.
LXII.
Hoofdstuk.
XIX.
S p in u t .
Sysje,