II. Die is de gewoone Europifebe Geitenmelker*
A fdeel, die men taamelyk veel vindt in de Boffchen van
Hoofd- » Engeland, Duitlchland en Sweeden,
stuk. alwaar hy zig des nagts door zyn geluid, een
foort van gebrom , dat niet onaangenaam is
noch verfchrikkende * genoegzaam openbaart.
•Het is ook geenzins een Roofvogel, gelyk de
Uilen; want hy leeft van Vliegen * Torren en
andere Infèkten , welken K le in in zyne Maag
gevonden heeft. Het fchynt dat hy voornaa-
melyk op zulken, die in ’t donker vliegen, gelyk
de Nagtkapellen, aaft. Zyn Eijeren, die zeer
langwerpig , witagtig , gewolkt en met zwarte
vlakjes getekend zyn, legt hy flegts in ’t
een o f ander Gat o f Kuiltje, van Slyk o f Aarde
, of in de Kloven der Rotfen neer.t
De grootte is omtrent als die van een Koekkoek,
naar welken de geftalte ook zeer gelykt:
doch de Kleur verfchüt grootelyks. ZynPluimagie,
naamelyk, is van boven uit grys en zwart Golfs.
wyze gemengeld en overdwars geftreept: van
onderen rosagtig wit met donker bruine dwars,
ftreepen : de drie Slagpennen van den eerilen
rang inwaards met een witte vlak getekend ; .
de twee buitenfte Staartpennen wederzyds met
witte tippen. Hy heeft den Bek zwart, de
Pooten bruin. Ter wederzyden van den Bek
heeft hy een witten band, loopende langs de
Onderkaak, tot digt aan ’t Agterhoofd.
fcheei'vir- ^ a t e sb y Seeft de Afbeelding van eenen A-
ginifche. merikaanfehen Geitenmelker, die van grootte
en
en kleur nagenoeg als de Europifche is ; doch n.
bovendien heeft hy een kleinen, welken Lw- Atokl.
aanmerkt als een Verfcheidenheid van den LXVI.
onzen, om dat dezelve de Vlerken en Staart, op STUK.
gelyke w y ze , met wit gevlakt heeft. De Kleur,
egte r, fchynt wat veel te verfchillen ; want
deeze Virginilche kleine is donker-bruin van boven,
met rosagtige dwarsftreepjes en eenig Afch-
graauw daar onder gemengd; van onderen bleek
Oranje-kleur met zwarte dwarsftreepen. Men
noemt deezen in Virginie IVhip-poor-will, daar
de andere,in Karolina,van de EngelfchenOoft-
jndife Vleermuis geheten wordt, en fomtyds ook
Regenvogel. ’s Winters vindt menze niet in
dac gedeelte van Amerika, De laaftgemelde
onthoudt zig meelt in de Gebergten, binnens-
lands.
fr,') Geitenmelker die de Neusbuisjes zeer uit- ÏL
y J mertc* •
Jleekende heeft. ms.
Jamaika*
Jamaikafche Bofch-Nagtuil wordt deeze van fche.
Sloane getyteld, en Brisson noemt hem Jamaikafche
Geitenmelker. De Engelfchen gee-
ven ’erden naam van kleine Bolch-Uil aan, en
de Franfchen van Guajana noemen hem Ualeur.
In grootte verfchilt hy weinig van den onzen;
doch
(2} Caprimulgus Narium tubulis eminentibns. Syfl. KTat.
X. Caprimulgus f. Noftua fykatica Jamaicenfis. S>oan.
Jam. II p. 298. T. a ff . f r, Raj. ^ v, 180 Hirundo
major fubfufca mifcella. rnaculi alba Sphserica in attaque
AU. Brown. Jam. 467.
1. O ski.. V. S’.vk. 5