Ij. B risson heeft deezen onder de Patryzen be-
Afdeel. trokken, hem noemende de groote Patrys van
fföop11' Men kan ’er gevoeglyk den bynaam
stuk. van Poepert aan geeven, om dat hy met den
Bek knarfende zulks door den Aars beantwoordt,
Om die reden, naamelyk, wordt hy het poe-
pende wild- of Bofch-Hoen geheten, dat deBra-
filiaanen Macucagua noemen. Ray geeft daar
van de volgende Befchryving.
De grootte is als die van onze Hoenderen:
de Bek zwart; het L y f dik, geen Staart; een
ronde Hiel als in de Struisvogel: de Nagels
ftomp, grys. De geheele Kop en Hals. is ge-
ftippeld donker geel en zwart, witagtig onder
aan de Keel. De Borft, Buik en Rug ,'zyn
donker Afchgraauw: de Wieken over ’t geheel
Omberkleur, met zwart gefchaduwd, doch de
Slagpennen t’eenemaal zwart: de Pooten blaauw.
Deeze Vogel is zeer Vleëzig: hy loopt langs
den Grond, dewyl de Pooten tot het beklim,
men der Boomen onbekwaam zyn.
aigra, Pedlore Columbino. B a r r . 6 z . Gallina fyl-
vatica crepitans, Pe&ore Columbino. Ba r r . JEquin,132.
Gallina fylveftris Macucagua. R a j . 53. Macucagua
Ma rcgr Bras. 213. Pis. Bras. 88.
, {*) Supjrl. d'Ornithologie, p. 12.
X L IX. HOOFDAfdeel.
X L IX . H O O F D S T U K . XL1XHOOFDSTUK.
Befchryving van 't Geflagt der T rapganzen:
waar in een Omftandig berigt van derzelver
Eigenfchappen: de Ontleedkundige befchryving
en 't Gebruik der gewoonen: voorts van dé
kleine Franfche, Arabilche en Ethiopifche.
T T E t Griekfch woord Otis, dat tot een Ge- Naam.
flagtnaam der, Trapganzen ftrekt, is ,
volgens fommigen, van de wydte hunner Oo-
ren afkomftig. In ’t Latyn heet deeze Vogel
Avis tarda biflarda, als zynde, wegens de
zwaarlyvigheid, zeer traag van Vlugt. Ook noemen
hem de Italiaanen Starda, de Engelfchen
Bujlard o f Biftard, de Schotten Guflard, de
Fraufchen Outarde , Oflarde o f Otarde. De Ne-
derduitfche naam is van den Hoogduitfchen
Trapp, of Trappe, af te leiden.
De Kenmerken zyn , volgens L innjeus ; een Kenmcr-
Bek waar van de Bovenkaak gewelfd is: d e ken'
Tong in tweeën gefpleeten: de Pooten drie-
Vingerig zonder agter-Vinger. Brisson fchryft
hun een Kegelagtig krommen Bek toe.
In t getal der Soorten Remmen zy beiden Soorten,
overeen, dat d ie, naamelyk, drie zyn , behalve
een Afrikaanfchen, welke de vierde Soort van
L innaiüs uitmaakt.
1. Dsïi. V. Stuk, (1) Trap.