II. grootte: want de gcftalte, inderdaad, gelykt
Afdeel. >er weinig naar.
XXVil.
Hoofd- (6) Pappegaay - Duiker met een ongegroefden
' yj Kegelvermigen Bek, den Buik en een Jlreep
*Alie. op de Wieken w it, de Pooten zwart. .
Rottetetje.
Men vindt deezen ook de Groenlandfche Duif
genoemd, doch anderen heeten hem de Zee-
Tortel en Rottge o f Rottetetje, welke naam af-
komllig is van zyn geluid. Ray befchryft hem
onder den naam van zwart en wit Duikertje,
met een korten fcberpen Bek. A l b in , die hem
onder den naam van Zee-Tortelduif af beeldt,
meent, dat hy het W y fje zy van den voor-
gaanden; doch de Bek, inderdaad, verfchilt te
veel. Hy draagt, op Faro, den naam van
Fuld-Koppe, zegt Brisson.
Hy is een weinig kleiner dan de voorgaande.
• Het W y fje verfchilt van ’t Mannetje, doordien
het den Keel wit heeft, en het onderlte
van den Hals, gelyk ook. de Vleugelen, donker
- Afchgraauw o f bruin. Men vindtze ook
in de Noorder Oceaan.
Zee. Aak- Nog is ’er een kleine geftreepte Vogel, die
fter‘ van Edwards de gevlakte Groenlandfche Duif
geheten en naauwkeurig afgebeeld wordt; zyn*
de
(6) Alca Roftro lae?i conico, Abdomine fafciaque A-
larum alba, Pedibus nigris. jy/?.2V«*t.X.ColumbaGroen-
landica. Alb. ^Ay. I. p. 8i. T. 8y. Edw. ^tv. 91. T.
91. Mergus melanoleucus, Roftro acuto brevi, VViLi»
Ornith. 261, T. 59. Raj. ^/ty, ia j , n, y.
de zwartagtig van boven met donkerer zwart
overdwars geftreept; en van onderen met Afch- Afdeel.
eraauwe dwars-ftreepen op een witte grond; de XXVI[.
W6 ieken wi- t en zwart ub ont, dj e So taartpennen HSToUoJf??d,
zwart, gelyk ook de Bek, de Pooten vuil
Vleefchkleur, Deeze onthoudt zig ook in de
Noorder Oceaan en mag met regt den naam
voeren van Zos-Aakjler,
XXVIII. H O O F D S T U K .
Befchryving van ’t Gellagt der O nweers-V ogelen
die men, op Zee, als voorboden van,
Storm aanmerkt, en waar onder ook bet zo genaamde
Zee-Paard behoort.
DE naam van Procellaria of Onweers-Vo- Naai«.
gel wordt aan dit Gellagt gegeven, om
dat de Vogelen, daar toe behoorende, het naderend
Onweer, van Stormen o f Orkaanen, de
Zeeluiden fchynen aan ce kondigen; terwyl
anderen hun St. Pieters-Vogelen noemen, de-.
wyl zy veeleer op ’ t water fchynen te loopen ,
dan langs deszelfs Oppervlakte te zweeven;
hier van is de Franfche naam Petrel, en de
Engelfche Petteril, afkomllig. Men noemtze
ook wel Rotjes o f Stroom- Vinken-
De Kenmerken, volgens L inn.-eus , zyn; dat Kenmei-
zy den Bek ongetand hebben , een weinig fa-ken<
mengedrukc o f plat aan de zyden: de Kaaken
elfen; de Bovenkaak aan ’t end krom; de On-
I.Dsii, V. Stuk. der