H,
A fdeel.
Lxir.
Hoofdstuk.
Geftalte.
534 B e s c h r y v i n g
van roepende Vinken, en wanneer ’er een menigte
is neergeftreeken, haalt de Vogelaar, in
’t Huisje zittende, dezelven ’t Net over ’t hoofd.
Op gelyke manier worden zy ook in ’t open
Veld met Slagnetten gevangen : want deeze
Vangft (laat, in onze Provintiën, aan iedereen
v ry ; zo wel als die der Leeurikken en Lyfte-
ren. Men vangtze in de Tuinen,en by de Steden,
ook dikwils met Knippen ,gelyk bekendis,
en, in Zandige, hooge, drooge Landsdouwen,
de Drinkplaats bezettende met Lymftokjes, kan
men zig zeer gemakkelyk meefter maaken van
allerley klein Gevogelte (*).
Zeer weinig verfchillen de Vinken in grootte
van de Moïïchen. Het Mannetje is grooter dan
het Wyfje , en wordt door zyne bruin-roode
Borft daar van onderfcheiden. De Kleur der
gewoone Vinken is graauwagtig van boven en
witagtig van onderen ; doch men vindt ’er
die geheel wit, als ook die bruin zyn , en
die de *Staart en Wieken zwart hebben. Onder
de Silezifche Vogelen ftaat ’er een , met een
witte Halskraag , van Schwenckfeld aangetekend,
en L inn&us maakt onder deSweed-
fchen gewag van een bruinen Vink, die met een
Vuurkleurig Kuifje praalde.
De Mannetjes Vinken worden,door ’tuitftee-
ken derOogen blind gemaakt zynde,inKouwtjes
(*) Zie Chomel , Huishoud* Woordenboek. IL Deel
öladz. 125t.
jes gehouden om hun lieflyk Gezang of Slaan n.
in ’t Voorjaar. De Wyfjes roepen alleenlyk, Afdeel.
en deeze zyn ’c , die men plukken laat, omze, 4 ^ ^
gebraden zynde , te eeten als een fmaakelyk stuk.
Geregt: doch ieder Vink maakt naauwlyks een
Mond vol uit.
f o ] Vink met den Wortel der Wieken van on- fit.
v>jy Mcntifrin*
deren zeer geel. giiia.
Éerg-Vink.
Deeze, dien B risson onder den Soortnaam
van Pinçon des Ardennes befchryft, voert ge-
meenlyk den naam van Berg-Vink, om dat hy
op de Gebergten van Europa zig onthoudt. De
Grieken noemden hem, om die reden, Orospi-
za, doch van de Switzers wordt hy Waldfinck,
dat is Woud-Vink geheten. De Duitfchers gee-
ven ’er verfcheiderley naarnen aan , waar onder
Queck, Quaker, Gegier, Rowert3 enz. By de
Sweeden wordt hy Non quint, by de Engelfchen
Brambling, en by ons Keep getyteld,
Deeze Vink heeft den gemelden Engelfchen
naam, o f dien van Brierfinch, om dat hy dik*
wils op de Braamen zit en daar van de Vrugten
eet. Hy is een weinig grooter , dan de gewoone.
Het Mannetje is van boven zwart en heeft
een rolfe Borft : het Wyfje van boven bruin,
met
(?) Fringilla Alarum bafi fubtus flaviffima. F a u n . Snee.
198. T. 2. f. 198. Montifrirtgilla. f Fringilla Montana,
J°Nsr. Aiy. 99. T. 38. WilL. Orn. 187. T. 4? f. 5.
Raj. 88. Alb. ^Ay III, p. 60 T- 64. Frisch,
<Ay. T. 3. f. 2. 3. Oua.^Ay. 32. Aldr. Orn, 1. 18. c. j ,
I. Deel. V. Siwk, L 1 4