Ir De Ouden hebben deezen genoemd de Rhyn-
Afi EEii- Duiker o f de Straatsburgfche en ook het Wit-
XXVI. tertj e o f de witte Duiker. Hedendaags noe-
1stuk!)* men hem de Engelfchen fomtyds de witte Nori
of witte Non-Duiker, als* ook Smew: de Duit.
fchers geeven ’er , bovendien, den naam van
Non-Eend en Ys-Eend, of Nederlandfche ed
Rhyn-Eend aan. Hy draagt, omtrent Straatsburg
, den tytel van Merck en graauwe Non.
De Italiaanen noemen hem Garganey, de Fran-
fchen la Piette of petit Harle hupé, dat is kleine
gekuifde Zaagbek o f Duiker-Gans.
Deeze is maar weinig grooter dan een Taling,
zegt Brisson: Ray vergelykt hem by een
Smient. Het Mannetje, ’t welk hier nevens
afgebeeldls, heeft de bovengemelde kleur, en
is door zyne Kuif aanzienlyk. Het Wyfje ver-
fchilt daar van zeer v e e l, zynde zonder Kuif *
' tos van Kop en Wangèn, wit van K e e l, doch
voor ’t overige Afchgraauw-bruin van boven en
Zilver-wit van onderen ; de Slagpennen zwart-
agtig; de Staart Afchgraauw. Om ’t . onderfte
van den Hals heeft het als een bruinen Ring.
D e Bek en Pooten zyn , in beiden, Loodkleurig.
Zy Onthouden zig aan de Stranden, op de
Rivieren en Meiren van Europa, doch niet in
de Noordelyke deelen , leevende van Vifch en
Water-Infekten.
(5) Zaagöue
nigris. Kliiw. \stv. 140. Albellus alter. Aldr. Cr»,
1.19 . p. 378. A lb. <Ay, I' p. 8y. c- 89. Will. Om-
(5) Zaagbek met een ongekuifden graauwen II.
Kop. Afdee i .
XXVI.
De Heer Brisson heeft nóg twee Zaagbek- Hoofd-
ken, die op de Rivieren en Meiren van Duicfch-STUK*
land gevonden worden, waar'van hy den eenen j^-,nütui
de zwart en witte, den anderen de zwarte?ylftaarr.
Duiker - Gans noemt, hebbende omtrent de
grootte van een tamme Eend. Vervolgens
komt hy tot deezen, dien hy noemt le Harle
etiolé, gelyk Klein hem Anas Siellatus, dat is
gejlernde Eend, getyteld hadt. Sommigen hebben
hem Ysduiker geheten en wy Hollanders
noemen hem Pylftaart. Albin heeft ’er, onder
den naam van Weazel-Coot, dat is Wezel-Koet,
of Water Kwartel-Koning, een Afbeelding van
gegeven, die niet behoorlyk gekleurd is.
Deeze Vogel heeft Omtrent de grootte van
een Taling, en is de kleinfte der Zaagbekken.
Van boven is de kleur zwartagtig bruin, van
onderen wit; de Kop donkerrood. Een zwarte ,
Vlak loop door de Oogen, waar onder hy een
witte gefternde Vlak heeft. De bovenfte dekvederen
der Wieken zyn wit; de veertien eer-
fte Slagpennen zv. 3: t ; de Staartpennen zwartag-
ïig bruin. De Bek is zwart; de Pooten vuil.-
Men vindt hem op de Rivieren en aan de Zee-
Kuften van Europa, zelfs in Sweeden.
XX VII. HOOFD-
(y'i Mergus Capite grifeo laevi. Faun, iutc.iSi, Th*
Weazel-Goor Alb. ^ty, J, p. g^, T. gg,
i.OïEi Y, Stuk,