mm
3^ B E S C H R Y V t N d
II. aart gehouden : zy zyn waakzaam , los vatï
A fdeel, slaap, ontwaakende door het minde Geraas.
Hoofd Sommigen hebben daar uit opgemaakt, dat zy
stuk. ten minde zo bekwaam als de Honden zouden
Gans. zyn , om eene Landwooning te bewaarcn; de-
■ wyl zy een groot Gerugt maaken, zo dra zy
iets ongewoons hooren. Een berugt Voorbeeld
wordt daar van bygebragt in de Romeinfche
Hidoriën; dat, naamelyk, de Ganzen het Ka.
pitool voor overrompeling behoedden , terwyl
de Honden geen Onraad vernomen hadden. Ook
is ’t bekend, dat zy zig tegen iemand,die hun
te L y f w il, met liaan en byten wel dapper wee-
ten te verdedigen, ’t Is zeker, zegt L emery ,
dat deeze Vogel leerzaam z y : want ik heb ’er
één in een Rad zien loopen, om het Spit te
draaijen, gelyk een Hond.
Zo op de Koom-Akkers, als in de Moestuinen
, doen de Ganzen veel Schade, wanneer
men ’er geen zorg voor draagt, Hunne Drek
wordt gezegd zo fcherp te zyn, dat dezelve
het Gras dood byt, daar hy komt te vallen.
OndertuflTchen trekt men * niet alleen in Engeland
en Vrankryk; maar ook in ónze Provinciën,
veel voordeel van deeze Beeftén, die men ge-
makkelyk kan houden, indien men flegts een
Rivier, Vyver o f Sloot, by zyne Luttplaats
heeft. Het Wyfje legt driemaal ’s jaars , telkens
tien o f twaalf Eijeren; zo dat zy meer
dan dertig Jongen kan voortbrengen. DeBroed-
tyd , die dertig Dagen duurt, begint in Maart
en
bh eindigt in Juny. Indien de Eijeren telkens rf.
Worden weg genomen, zo gaat zy met leggen Afdeel:
voort, en legt ’er dus fomtyds wel tweehonderd
in één SaizoerU * stuR.
Gemeenlyk egter houdt men de Ganzen naa Gans.
bm de Jongen te metten; die dan als vetteGan- HètmèftWi
zen , gelyk zy w'aarlyk z yn , vertierd, eh veelal,
gebraden Zynde, gegeten worden. Men
laatze óp de Koornlanden loopen, na den Oogft,
als wanneer zy ’er nog genoeg uitgevallen Graa-
nen vinden, die anders verboren zouden gaan.
Zonderling Is de manier van deeze Vogelen té
metten. Men maakt een Deeg van Tarwe- o f
Gerfte-Meel met warm Water, en daar van
worden hun ronde balletjes' in de Keel gettö-
ken, driemaal ’s daags, ïhët eenig Zand. Men
houdtze zonder beweeging, zetze Op een donkere
en naaüwe plaats, fteekt hun de Oogen
Uit, flopt de Ooren toe , bindt o f fpykertzé
vaft: ja fommigen hangenze o p , en dus krygt
een Gans wel eens een Lever van vier o f v y f
Pond zwaar.
De zülken, die men ovefhöuden w il, wof- Gebruik*
den tweemaal ’s Jaars , in ’t Voorjaar en de
Herfft, geplukt, om de Veeren, die ook een
zeer zagt Dons z y n , en men trekt hun levendig
de Schryfpennen uit de, Vleugelen. Hee'
Vleefch is voor zwakke Maagen wat Zwaar en
dikwils te geil: vooral dient een gëmefte Gané
hiét te jong te zyn noch te oud: dat van de
wilden is gemakkelyker te verduwen en ruim