II. gen voort. Men Ivangtze in ’t Voorjaar en de
A fdeel, jjé t r f t , door middel van Netten of Strikken,
Hoof*d- waar *n Vogelaar hun weet te lokken, met
stuk. een Fluitje hunne Stem nabootzende. Hun
Hazelhoen, Vleefch overtreft, in blankheid , gezondheid
en murwheid, byna dat van alle andere Vogelen.
De grootte is omtrent als die van een Duif:
de Kleur van boven wit bruin en rosagtig gemengeld,
met de Slagpennen bruin-grys, uit waards
en aan de tippen rosagtig, die van de Staart
uit bruin en bleek Afchgraauw gemengeld, met
een zwartagtigen Band naby de tippen. Het
Mannetje is zwart aan de K e e l, het Wyfje
niet, en heeft bok minder glanzige rdodheid boeven
de Oogen.
P y r e n e e - De Heer B risson onderfcheidt het Pyrenee-
fche' fcbe Hazelhoen, dat, met een Arabifchen naam,
Alchata en Filacotona by A ldrovandus genoemd
wordt , van het gewoone. Hetzelve voert,
gemeenlyk, den naam van Patrys van Damafcus,
onthoudende zig zo wel in Syrië als op de Grenzen
van Vrankryk en Spanje. Het Mannetje is,
ongemeen %rlyk , Olyfkleur, geel, zwart en
ros gemengeld, met een witten Buik, de Hals
zwart gebandeerd, en de twee middelde Staart-
pennen zeer lang. Dit zelfde heeft ook plaats
in de gene , die hy voor ’t Wy fje houdt,
welke nog veel bonter i s , en met drie zwarte
ringen om den Hals getekend. De lange
Staartpennen onderfcheiden hun genoegzaam
van
van de gewoone Hazelhoenderen. Ook fchynt
het my toe, dat de Pooten, in deeze, zeer wei- Afdeel.
nig ruig z y n ; zo dat zy meer naar Patryzen LV.
ï . Hoofdgelyken.
stuk.
Voorts heeft B r i s s o n nog een Schotfch Ha- Hazelhoen.
zelhoen, dat van de Schotten Mwytcok en van
de Duitfchers Murban genoemd wordt, zynde
een weinig grooter dan het gewoone : als mede
een groot Hazelhoen van Kanada, ’t welk ook
grooter dan het Europifche is , uit bruin, ros,
zwart, Afchgraauw en vuilwit, fierlykgemengeld.
(8) Veldhoen met de Bek en Pooten Bloedrood,
de Keel w it, met een zwarten, wit gejlip*
pelden Band.
vin.
uftts.
Roode
P a t r y s .
Ik gaa thans tot de eigentlyke Patryzen over,
dat is zodanige Veldhoenderen, welker Pooten
kaal o f ongevederd zyn. Dit is de tiende Ver-
fcheidenheid derzelven by den Heer Brisson,
wordende van de Engelfchen roodbeenige o f Spaan»
fche Patrys geheeten. Op de Alpifche Bergen
geeft men ’er den naam van Pernifa aan, en in
’t Opper-Wallis noemt menze Pernijfe, by de
Duitfchers Perniijfe of Rot-Hun, dat is Rood-
hoen,by de Sweeden Aoker-Hoena of Akker-Hoen.
De
( S ) T e t r a o R o f t r o P e d i b u s q u e f a n g u i n e i s , g a l a a l b 3,
c iB < S a F a s c i a n i g r a a l b o p u n d t a t a Syfl. Nat, X . T e t r a o
R e d t r i c i b u s c i n e r e i s : f u p e r i o r e t n e d i e t a t e h i n t i n d e r u f i a .
Faun. Suec. 1 7 1 . P e r d i x r u f a f . m a j o r . G esn. 6 8 1 .
A l d r . Orn. 1. i j c . 1 8 , J o n s t . A v 6 8 . T . 2 7 W i l l .
Orn, 1 1 8 . T . ig. Raj. ,A y . 5 7 . A L B , . s 4> . I . p 2 9 . T . 2 9 ,
I. Duel. V. Stvi,