II. vief , de Staart v y f Duimen , doch de Voet
A fdeel, dertien Duimen lang. De Wieken , toegefla-
XXX VI. Zvnde , ftrekken zig tot aan het uiterfte
Hoofd- &
stuk. van de Staart.
Kleur. Deeze Vogel verandert van Kleur , naar maa-
te hy ouder wordt. In zyne jongheid, dat is
te zeggen in ft eerfte ja a r , is zyn geheele L y f
bedekt met Vederen, die uit wit en grys ge-
• mengeld zyn; maar de meefte Slagpennen heb-
ben een zwarte kleur. De Bek is grys, doch
aan ’t end zwart ; zo zyn ook de Pooten,
Voeten , Vingeren , derzelver Vliezen , ja
de Nagelen zelfs , altemaal graauwagtig. In
het tweede Jaar is de Kop, Keel, Hals, en
het geheele L y f , witagtig, met eenig mengzel
van Roozekleur , gelyk ook de dek-Vederen
van de Staart: die der Schouderen en der Vlerken
zyn altemaal hoog Roozekleur; doch de voor*
naamfte Slagpennen zwart, en de Staartpennen
bleek Roozekleur : de Bek en Pooten bleek
rood, maar het end van den Bek zwart. In het
derde Jaar is de Vogel geheelenal Scharlakenrood,
met eeh fchitterende Glans , behalven
dat de meefte Slagpennen zwart zyn. De Bek
is in fommigen rood, in anderen geel , doch
altoos zwart aan ft end , en de Pooten rood.
Hier ziet men de zwaarigheid opgeloft van de
verfchillende Kleur, die door verfcheiden Schry,
vers aan den Flammingo gegeven wordt. De
geftalte van den Bek vereifcht nog een nadere
befchouwiDg. De Bovenkaak is zeer dik aan
ft Grondd
e F l a m i n g o ’ s. 167
ft Grondftuk, zy wordt allengs dunner en aan IL
het end horizontaal p lat; zynde , buitendien, Afdeel.
omtrent het midden der langte nederwaards om-
geboogen. De Onderkaak, veel dikker enbree- S°°F^ '
der, vooral omtrent het midden der langte, is
geutswyze uitgegroefd. De randen van beiden
zyn als een Vyl getand ( f ) . Wanneer de
Vogel eeten wil, draait hy den Hals en Kop zodanig
, dat het platte gedeelte van de Bovenkaak den
Grond raakt: vervolgens beweegt hy den Kop
beurtelings over zyde, en dus vat hy zyn Aas.
Men kan daarvan , uit de nevensgaande A fbeelding
, een denkbeeld opmaaken.
Het Vleefch der Flamingo’s is eetbaar, hoe-Gebruik,
wel bruin en een ' weinig taay , inzonderheid
dat der Ouden; doch de Tong is een groote
Lekkerny geweeft by de Ouden , en plagt voorgediend
te worden op de Tafels der Romein-
fche Vorften. Behalven hunne groote Pennen,
die zeer fierlyk zyn van kleur, hebben zy een
zagt Dons , dat niet minder bekwaam is om
Bedden te vullen, dan het Zwaanen-Dons. De
Indiaanen verderen zig op ft Hoofd, om den
Hals en Middel, met de Veders van zulke Vogelen.
(f) Door deeze naauwkeurige Befchryving van den
Heer B risson , volgens het Voorwerp opgemaakt, wordt
de twyfeling van M o eh r ing, o f de Bek alleen van bo-
ven getand z y , waarfchyniyk opgehelderd.