XL.
Hoofdstuk.
Nyïïicorax,
Kwak.
PI XLIII,
**• x.
ren met den Bek heeft deeze met beide de voor-
gaanden gemeen.
(9) Reiger met een drie-Vederige afhangende
Kuif aan ’t Agterhoofd, de Rug zwart, den
Buik geelagtig.
W y komen thans tot de eigentlyke Reigers,
waar onder deeze een der kleinften is ; ftaande
by de Schryvers bekend onder den naam van
kleine Afchgraauwe Reiger. Andere hebben hem
JSfycticarax geheten , dat is Nagtraaf, gelyk
men hem in Duicfchland fchynt te noemen, en
de Engelfchen geeven 'er ook den naam van
Night-Raven aan;doch wy noemen hem Kwak,
volgens Charleton, en de Franfchen Bihoreau
o f Roupeau. Deeze benaamingén zyn daar van
afkomftig, dat hy by Nagt roept of fchreeuwt
met een zeer onbevallig Geluid, even als van
iemand die braaken moet. Van fommige Duit-
fchers wordt hy ook Bundter Reger en Scbildre■>
ger getyteld.
Deeze Vogel onthoudt zig meed: in de Zuide-
lyke deelen van Europa. Hy heeft ongevaar de
grootte o f lyvigheid van een Kraay: de kleur
is fan boven douker-groen, van onderen wit;
aan
(9) Ardea crifta Occipitis tripenni dependente, Dorfo
aigro , Abdomine flavefcente. Syfh. Nat. X. Nyéticorax
G e s n . ^4.y- 6 2 8. A l d r . O m . 1. 19. c. 57. p 272. Ardea
cinerea minor. W i ll. O r n 204. T. 49. R a j. ^ A y . 99«
n. 3. M a r s Danub. $. T. 3. A L b . ^Ay. II. p.6z.T,6 7s
A l d r . Orn. 1. 20. c. xo.
aan den top van ’t Hoofd groenagtig zwart, met 1£ ; |
een witten band aan 't Voorhoofd en boven de *
Oogen , drie zeer fmalle lange Veders aan ’t Hoppr_
Agterhoofd; het bovenfte van den Hals graauw- stuk.
agtig wit, de Stuit bleek Afchgraauw; de Slagen
Staartpennen Afchgraauw; den Bek zwart-
agtig , de Pooten geelagtig groen. Van de
Geftalte kan men beft uit de nevensgaande A fbeelding
oordeel vellen.
(10) Reiger met een hangende Kuif aan ’t Agterboofd,
de Rug blaauwagtig, van onderen Blaauwe
wit, de Borjl met langwerpige zwarte Vlak- Re'êer-
ken getekend.
Gekuifde Reiger kan deeze genoemd worden
in onderfcheiding van den Witten; doch het is
eigentlyk maar de gewoone blaauwe Reiger, die
by de Autheuren de groote Afchgraauwe heet.
Brisson geeft ’er , eenvoudig, den naam van
Jtleron, dat is Reiger, aan; die in ’t Hebreeuwfch
Schalach, in ’t Arabifch Bargach en van de Turken
Balakzel genoemd wordt. De Griekfche
naam is Herodias, de Italiaanlche Airou of An-
ghirou , de Spaanfche Garza. De Engelfchen
noemen hem,zo wel als de Franfchen, Heron,
de
(10) Ardea Occipite crifta pendula, Dorf® ccerulef-
cente, fubtus albida, Pe£tore maculis oblongis nigris. Syft.
Nat. X. Ardea crifta dependente. Faun. Suec. 133. Ardea
cinerea major. A ldr. Orn. 203. J. 49. Raj. ^Av.
94. M ars. Danub. 5. p. 8. T. 2. A lb. I. p. 64.
T. 67. & III. T. 78.