B e s c h r y v ï n ö
XXXI.
Hoofdstuk.
Eigenschappen.
Geftalte.
130
Dceze Vogelen onthouden zig in Zee tui*
fchen de Keerkringen, en op die zelfde Kullen ,
daar de Fregat-Vogelen en Gekken gemeen
zyn , worden zy ook in menigte gevonden. Op
’t Eiland Rodriguez werden L eg ü a t en zyne
,MedgezelIen door hun op eene zonderlinge manier
geplaagd. Z y kwamen van agteren, en
namen hun de Muçfen van ’t Hoofd, vliegen,
de daar mede weg, zonder dat zy ooit hebben
geweten, waar toe hun - die Mutlën dienen moosten,
o f waar dezelven van hun gebragt werden.
Deeze Menfchen moeiten altyd een Stok in de
Hand hebben, om zulks te beletten ; en wier-
den het dik wils niet gewaar voor dat zy aan de
fchaduw öntdekten , dat die Vogelen gereed
waren tot hunne Kaapery. Derhalve zou men
deeze, in plaats van Gekken , wel Potzemaakers
mogen noemen.
De grootte is als een Eend, zegt L innæus ;
•de kleur w it, van boven met zwarte ftreepjes
Golfswyze getekend, van onderen ongevlakt.
Een zwarte band loopt door de Oogen. De Bek
is bloedkleurig, famengedrukt, regter dan in de
Gekken, agterwaards Zaagswyze getand. De
Pooten zyn bleek, aan de buitenzydè zwart;
zynde de vierde Vinger ook met een Vlies aan-
gehegt. De Slagpennen alterrraal van onderen
wit ; die van den eerllen rang van boven aan
de buitenzyde zwart ; die van den tweeden rang
van boven met een overlangle zwarte Streep.
De Staartpennen van de Wïgswyze Staart
wit,
d e r K e e r k r i n c - V o C e l è n . i g ï
wit, doch naar de tippen toe met een Pyls- fj|
Wyze bruin flreepje, altemaal van boven met AfdeêE
Sneeuw-witte Schafteni XXXh
De Heer Brisson hadt drie zodanige Keer- STvk.
kring-Vogelen in het Kabinet van R eaumur , Verfchei-
die niet alleen in kleur maar ook in grootte ver-denhedeIli
fchilden. Allen hadden zy den Bek een weinig
naar onderen gekromd en fpits; de Staart
kort en boven dezelve twee zeer lange fmalle
Veeren. De eerlte, die de grootte hadt van
een gewoQnen Hok-Eend , hier voor afgebeeld,
hadt deeze Veeren vyftien Duimen en negen
Liniën buiten de Staart uitlleekende. De
Schaften der Staartpennen waren ten grootften
deele van de langte zwart; voor ’t overige was
de Vogel Zilverwit, doch met zwartagtig Afch-
graauwe Streepjes op de Rug getekend en met
een glimmend zwarten Band boven de Oogen.
De Bek was rood, de Pooten geelagtig. De andere
, dien hy de witte noemt, was van grootte
als een tamme D u if, en hadt boven op tip
Wieken een zwarten Band: de Bek was geelagtig.
Den derden , nog kleiner, noemt hy de
vaale Stroo-Scaart, en deze hadt de Staartpennen
geelagtig, gelykook de Pooten,doch den Bek
rood.
(2) Keerkring-Vogel met otigevedsrde Vlerken, n.
U1 t rjD e- m1 erJftii. duider-
(ij Phaëihon Alis hnpennibus, Roftro mandibulis èdén-^^lêuyn'
tülis, Digito p.oftico diftincro. Syft. N ’at. X. Penguin> XXXVÏll
Èuw. ^Av. 49. T. 49. t ivg, 4.
J, Deei, V. Stwk. I R