II. W* 'citiig, het Voor- en Agterboofd, als ook
Afdeel. fte Slagpennen zwart, bet L y f Afchgraauw.
XL,
Hoopd- L atynfche naam van den Kraanvogel is
Grus, afkomftig van het Griekfche Géranos o f
Géromos; nog overgebleven in het Italiaanfche
Gru of Grua, het Franfch Grue, en het Spaan-
fche Grulla o f Gruz , hoewel de Katalogners
hen ook Gabilan heeten. De Portugeefche
naam is Erna, de Poolfche Zoraw, de Illyrifche
Gerzab. In de Taaien der Noordelyke en mid.
delfte deelen van Europa, wordt de Hoogduit-
fche naam Kran , Krane o f Kranicb gevolgd.
De Switzers noemen hem Krye , de Sweeden
Tram en wy Hollanders Kraan o f Kraanvogel.
Buiten twyfel zyn de meeften dier naamen van
zyn Gefchreeuw afkomftig. By de oude Poë-
tën heet hy de Vogel van Palamedes , dewyl
men voorgegeven he e ft, dat , geduurende het
Beleg van T r o je , Palamedes van hun vier
Griekfche Letteren, als ook de Slagorde en het
Wagtwoord, geleerd hebbe.
HanneVer- Verfcheide Byzonderheden zyn ons, door de
huizing. Ouden, ten opzigt van de Kraanvogelen aangetekend
; waar onder derzelver Verhuizing ,
uit Afia in Afrika? en uit Afrika* in Europa,
eene der aanmerklykften is. Aristoteles en
an-
41, 6. Gesn. ^tv. 5-29. Aldr. Pm. I. 20. c. y. Jonst.
yi-f. 165. T. 44. WiLL. Orn. 200. T. 48, R a j . A f .
9S- Mars. Danub. 5. p, 6. T. 1. Alb. ^Av. II p. 60
T. ój.
andere Grieken willen, dat zy uit Scythie naar
den oorfprong van de Nyl vertrekken, en V ir-
GiLius maakt tevens gewag van ’t oogmerk
waar toe , naamelyk om in de open Velden te
vallen (*). Hier door worat eenige opheldering
toegebragt aan de Hiftorie, die men thans
gemeenlyk voor een Verdigtzel houdt; dat zy
naamelyk aldaar tegen de Pygmeên zouden
vegten. Dit is geen Fabel; want zulk een Natie
vindt men ’er zekerlyk, zegt Aristoteles ( f ).
En , inderdaad, de hedendaagfche Waarnee-
mingen beveiligen, dat in de middelfte of bin-
nenfte deelen van Afrika, alwaar de Bronnen
van den Nyl fchynen te moeten z y n , een Volk
van kleine Statuur woont (4.), welke Menfch-
jes miflchien hunne Velden tegen de berooving
van dergelyke Vogelen moeten belchutten.
Daarenboven heeft onlangs de Heer Hassel-
qüist met eigen Oogen gezien, dat de Kraanvogelen
, in de Maand Oktober , in menigte
uit Turkye in Egypte aankomen (§).
Niet minder zeker is de Verhuizing der Kraai
t , tegen den Winter, over Europa naar ’t
Noorden. Belon heeft reeds opgemerkt, dat
zy
(*) Trans Pontttm fuga t & Terris immittit apricis.
(f) Zie het V. Deel der Uitgezogte Verhandelingen,
bladz. 6?, 64,
(1) Zie de Tegentv. Staat van ^Afrika. Atnilerd. 1765.
bladz. 469.
(§) Zie bladz. 22, in ’t IV. Stuk deezer Natmrlyki
Hiftorie.
II.
Afdeel.
XL.
Hoofdstuk.
;