II. K a l k o e n , oorfpronglyk. Sommigen hebben
^ hem Avis Numidica en Lybica getyteld: de En-
Hoofd> gelfchen noemen hem, gemeenlyk, Turkey of
stuk. Turky-Cock, dat is Turkfche Haan ; de.Fran-
fchen Dindon o f Coq d'lnde; de Spaanfchen Pa-
van de las Indias, dat is Indiaanfche Paauw.
K e n m e r - Zo even heb ik aangemerkt dat B r i s s o n , in
*sen* zyne eerfte Afdeeling van den tweeden Rang,
de drie Geflagten plaatft van Kalkoen, Haan en
Poule Peintade. Hy onderfcheidt dezelven ,
doordien de eerfte één Vleezig langwerpig Vlies
o f L e l, onder aan de Keel heeft hangen; de
tweede twee zulke Lellen en een Kam op ’t
hoofd ; de derde twee Lellen ter wederzyde
van den Bek en een Kegelvormigcn Hoorn op
’t Voorhoofd. L inNjEüs ftelc tot Kenmerken
van den Kalkoen, den Kop bedekt met Spon-
gieufe Vleefchheuveltjes: hier voorhadt hy gezegd:
het Gelaat met Vleefchheuveltjes wrattig.
S o o r t e n . B r i s s o n geeft , behalve den gewoonCn en
deszelfs Verfcheidenheden, nog maar den Brafi-
liaanfchen op. L i n n ^e ü s telt drie Soorten van
Kalkoenen, als volgt.
I. (O Kalkoen met een Lelletje op ’t Voorhoofd,
Gaiupoo. em
Gewoone
Kalkoen. (i) Meleagris Capite Caruncüla FrontaH , Criflaqne
Gulari, Marii Peétore barbato. Sjft. Nat. X. Gen. 28.
Meleagris. Faun. Snee, 164. Gallo Pavo fylveltris novse
Angliae. RaJ. ,^£v. 51. Alb. *A.y UI. p. 33. T. j f . B.
Gallopavo. Gesn. ^A.y. 482. Aldr. Orn 1. i j . « 4*
Bell *Ar, 60. a- Jonst. ^ty, 58. X 24. Wiü..
een Kuif aan de Keel, de Borji van 't Man- II.
A fdeel.
netje gebaard. '
Veelen hebben gemeend, dat de Kalkoenen « jg w -
uit Ooftindie afkomftig waren, en ’t algemeen
Gevoelen was, dat men ze van daar in Tiirkye
en vervolgens in Italië had overgebragt. Immers
uit de Schriften van Varro, Columella
en Plinius, is ’t blykbaar,dat de Vogels, wel-
ken zy Meleagrides noemden en Gibbem, ten
hunnen tyde reeds gemeen waren in de Velden
van Rome. Schoon, nu, Perrault trage te
bewyzen, dat hunne Meleagris de Poule Pein-.
tade zy geweeft , vind ik egter de Kalkoenen
ook opgeteld onder II Gevogelte van Ceylon.
Ondertuflchen twyfelt men thans niet, o f hun
Vaderland is in Amerika. Volgens Pater dü
T ertre zyn zy op de Weftindifche Eilanden
zeer gemeen, en men verzekert dat de Kalkoe-
nen, die in’t wilde vliegen in Virginie, Nieuw
Engeland en andere deelen van Noord*Amerika,
van ?t zelfde Ras als de onzen zyn.
L innaüus zelfs wil, dat zy uit Noord ■ Ame- Woon»
rika zyn overgebragt: doch men heeft in Loui- P133'*1
iiana ondervonden, dat de Kalkoenen, uit Vrank-
ryk derwaards gevoerd, niet flaagen in het uitbroeden
der Eijeren van wilde Kalkoenen des
Lands. Waar, nu, ook deeze Vogel van daan
kome;
« j . T. 2 7 . R a j . ^ t v , 5 1 . C . G a l l o p a v o c r i f t a t u * . A l b .
*Av. II. p. 3c. T. }3>
i, D eu . V. Stuk» Y