II. *De roode Patryzen zyn in de Boffchen van
A fdeel, Vrankryk en Italië taamelyk gemeen. Men
vindcze ook op ’t Eiland Guernfey , doch niet
Hoofd.
stuk. in Engeland, zegt R a y ; hoewel ook in de Noor-
Patrys. delyke deden van Europa, zelfs in Sweeden en
Deenemarken. L inNjeus teltze onder de Sweed-
fche Vogelen, by den naam van Veldhoen met
de Staartpennen Afchgraauw, in de bovenlte helft
hier en daar ros, en de naam wyft genoegzaam
aan, dat het aldaar op de Akkers of Eouwlanden
gevonden worde,
Deeze Patrys is zo wild niet van aart als de
graauwe, men kan hem gemakkelyk tam maaken.
Ook verfchiltzyn Geluid o f Gezang van dat der
anderen, en deeze Vogels vliegen niet allen eensklaps
o p , gelyk de graauwe Patryzen, maar ag-
ter elkander ; doch men vindcze zelden by een.
Als zy befpeuren, dat iemand by hun Neft of
by de Jongen komt, zo vliegen zy even of hunne
Wieken gebroken waren, naar ’t fchynt om de
plaats van hun Nefl: te verdonkeren. Men heefc
gezien, dat zy de ftoutheid hadden van zig tegen
de Honden te verdedigen.
Griekfche Z y worden rood genoemd wegens de rood-
Panys. Heid hunner Pooten, Bek en Slagpennen. Het
Lighaam is bruinagtig, van onderen ros. Men
heeftze verward met den Griekfcben Patrys, die
eens zo groot is als de gewoone; daar de anderen
op ’t hoogfl: maar anderhalf maal zo groot
zyn. De Kleur, naamelyk, van den Griekfchen,
die op de Eilanden van Griekenland en in Italië
gegevonden
wordt, is nagenoeg eveneens. Men
noemt hem in ’t Franfch Bartavelle, en in ’t
Arabifeh Cubugi of Cabagi, in ’c Griekfch Kak-
kaba, om dat zyn Gezang o f Roepen, in de
Bronstyd, naar dit woord zweemt, Zy hebben
de grootte van een Hoentje, en zyn , zofcm-
migen melden , aldaar zo tam, dat menze houdt
en eeten geeft als hier te lande de Hoenderen.
E d w a r d s geeft de Afbeelding van een rooden
Patrys uit Barbarie, die zelfs wat kleiner is dan
de gewoone Patryzen, welke wy nu zullen be-
fchouwen.
(9) Veldhoen met ongevederde Pooten , een kaale
ro°de> Vlak agter de Oogen, de fiaart Tzer.
graauvo, de Borft bruin. «
sijLugTuuime, en ook wel de gewoone Patrj
geheecen ; hoewel dit alleen in de Noordelyk
deelen van Europa plaats kan hebben; dewj
hy in Italië zeldzaamer en meer geagt is dó
de roode, zynde zelfs in Griekenland onbekend
zo C h a r l e t o n aanmerkt. Men geeft ’er, i
t Franfch, den naam van Perdrix, in ’c It
haanfch dien van Perdice, in 't Engelfch dien v.
Partridge aan: altemaal van den Latynfcht
Pe (9) T e t r r a o P c d i b u s n u d i s , m a c u l a „ „ d a c o c c i n a p o .
c u l o s , C a u d a f e r r u g i n e è , S t e r n o b r u n n e o , Faun, Snee i -
« ? t t t e °'"-1 i«»«- d V’ t' *1 WlLU 0rn' T* 2s>‘ fcj. A l * ‘ I - P - a f . T . 2 7 ,
l ' Dist, y, $TUKi
LV.
Hoofdstuk.
Patrys.
IX.
Perdix.
G e w o o n e
P a t r y s .