II In grootte en geftalte zweemt hy eenigermaate
A fdeel naar een Vink, en daarom hebben fommigen
LX. hem Kruisvink geheten. Hy is zeer verfchil-
^ tu™" lende van Kleur, fomwylen graauwagtig , ge-
Xjwbek. lyk de Vrugt der Denneboomen, van onderen
bleekrood, geel of wit, en daar op zal ’t waar.
fchynlyk zien , dat hy driemaal ’s jaars van
Kleur verandert, gelyk de Heer K lein zegt.
Op de Pyreneefche Bergen is ’er een gevonden,
die rosagtig zwart was over ’t L y f , met een
hoogrooden Kop. Hy komt in de Herfft fom-
tydsin Engeland, doch overwintert ’e r, noch
broedt ’er niet. De Engelfchen noemen hem
Sbeld-Apple, dewyl hy met één o f twee flagen
een Appel door midden fplyt om te aazen op
het Zaad.
l ï (2) Kernbyter met een enkele witte Streep óp de
Coccothw Wieken, de Stdartpennen aan de dunne kant
fles. ,
D i k b e k . van den wortel wit.
Dit is de Coccothraujles van byna alle Vogel*
befchryvers, en de Heer B risson , die er twin*
tig Verfcheidenheden van heeft, geeft ’er ook
deezen Geflagtnaam aan. De Franfchen noemen
hem Gros.Bec, de Engelfchen Gros-Beak, da? is
Dit
(2) Loxia line* Alarum fimplici alba , Redricibus
latere tenuiore bafeos albis. Syd• A nt. X. Coccothrau'
ftes. G esn. 276. A ld r . Orn. 1. 16. c. 20. Jonst-
T. 37. Charlet. Onom. 84. T. 8f. Olin. W*.
27. Raj. Alb. Orn. 1. p. 54. T. 46. Edw.
U y . 188. T. 188. lt. ica», 332. n. f, Frisch. v^r° I
T . 4 . f . 2 . 3 .
Dikbek, en die naam kan tot een genoegzaam
Kenmerk verftrekken, zo Ray oordeelt; aan- A fdeel»
gezien de Bek , aan den wortel, bykans de EX.
breedte van den Kop heeft. ^stur3”
Deeze Vogel onthoudt z ig 'in de Zuidelyke nikbtk.
deelen van Europa en is in Engeland niet gemeen
, alwaar hy tegen den Winter komt en in
’t Voorjaar wederom vertrekt. Hy fchynt veel
te houden van de Pitten der Kerfen , die hy
zelfs op verfcheide plaatfen zaait, en daarom
noemen de Duitfchers hem Kirfch-Fink, Kir-
fcben-Scbneller en SteinbeiJJer, doch de Switzers
Klepper. Zyn kleur is, van boven, Kaftanie-
bruin, van onderen bruinrood met een witten
Buik, een witte Vlak op de Wieken en aan de
Staart ; de Oogkringen en Keel zwart. Het
Wyfje heeft de Borft veel bleeker , en ver-
fchilt nog, in veele andere opzigten , van
’t Mannetje.
Dergelyke Dikbekken vindt men ook in de
andere Wereldsdeelen. De Heer B risson geeft
de Afbeelding van een Kaapfchen bruinen en
geelen, van een der Molukkes, een der Phi-
lippynfche Eilanden, een van Bourbon en twee
van Java, waar van de één gevlakt is , als ook
van een Chineefchen, een van Cayenne , een
van Louifiana , en van een Kanadafchen.
Voorts befchryft hy verfcheide anderen uit A-
merika, Afrika en Indie. Van deeze behoo-
ren fommigen tot de volgende Soorten van
L iNNjEUS.
I. Ceej,. V, Stuk, 13 3