TT.
A fdeel.
LVI.
H oofdstuk.
K e n m e r ken.
Soorten.
I,
Oen&s.
Blaauwe
Duif, Veld-
» l i g g e r .
zyn ’er ook de wilde o f Veld vliegers, als mede
de Tortelduivenin begreepen.
B risson maakt, van dit Geflagt van Vogelen,
zyn eerfteu Rang , volgens de gemelde Kenmerken
(*) De . Kenmerken der Duiven by
Lnmfêus zyn : een regte B e k , aan de punt
neerdaalende ; de Neusgaten langwerpig , ten
halve gedekt met een zagt gezwollen Vlies;
de Tong niet verdeeld.
’t Getal der Soorten o f Verfcheidenheden
'van dit Geflagt is by B risson vier-en-veertig,
waar in de twee en-twintig Soorten, die L in-
NiEüs h e e ft, op één naa vervat zyn , als
volgt.
( i ) D u if die blaawwagtig is , de Hals van hooien
glimmend groen, een hand der Wieken en
de tippen van de Staart zvoartagtig.
In deeze Soort begrypt L in n ^ us de gewoone
wilde en tamme Duiven, behalve die ’er, door
haare byzondere Geftalte, van uitgemonfterd
zyn. B risson heeftze van elkander afgezonderd.
De Wilde , die zyn vyfde Soort i s , ge-
meenlyk Koolduif o f Veld vlieger genaamd, voert
by de Grieken den naam van Oenas, in ’t Latyn
( * ) A l d a a r , b l a d z . 7 3 .
( i ) . C o l u t n b a c o e r u l e f c e n s , C o l l o f u p r a v i r i d i - n i t e n r e ,
f a f c i a A l a r u m a p i c e q u e C a u d a e n i g r i c a n t e . Faun. Suec, 1 7 4 .
Syfl. Nat X. G e n . 9 2 . O e n a s f , V i n a g o . A ldr. Orn, 1.
c . 7 .W 1 L L . Orn. 1 3 6 . T . 3 f R a j - X » . 62. A lB. , X > ,
I I I p . 3 9 . T . 4 * . 4 4 . B . C o l u t n b a d o m e f t i c a . W u - L *
Orn. 1 3 0 . X . j x . R a j . X » . 5 9 .
tyn Vinago; ’t zy van de Kleur der blaauwe
Druiven , o f om dat de Vangtyd in de Wyn- A fdeel.
Oogft valt: anders Berg- en Boomduif. Om- LVI.
ftreeks Montpellier noemt men ze A n g el, by STUJL
Bononie SaJJarolo: de Engelfchen geeven ’er
den naam van Stockdove , o f Wood- en Rock-
Pidgeon , dat is Bofch- en Steenduif aan ; de
Duitfchers dien van Holtztaube, enz.
Op deeze Vogelen ziet , het gene ’er in P l a k k a a t e n
de Nederlandfche Plakkaaten aangaande deDui- f c h i e t e n e n
ven is bepaald. De Koning van Spanje gaf, Taa
reeds twee Eeuwen geleeden, uit inzigt dat de
Swaanen en Duiven niemand fchadelyk zyn , een
Verbod van dezelven te fchieten , met Netten
te vangen o f te dooden, in de Nederlanden,
hem toen onderhoorig (*). Dit Verbod
is, van tyd tot tyd, zo in ’t algemeen als in
’t byzonder vernieuwd geworden, door de Stadhouders
en de Staaten, doch bepaald tot tamme
Duiven. Men vindt , in het Hollandiche
Plakkaat op de Houtveftery en Jagt, van den
jaare 1684, het fchieten van allerley foort van
Duiven, zo wel als van Eendvogelen, aan de
ongekwalificeerden tot de Jagt verbooden, op
een Boete van tien Pond voor ieder Vogel ,
benevens verbeurte van het Schietgeweer ( f ) .
Op dat egter dit Gevogelte, ’t welk men in
de Koornlanden geenzins kan zeggen onfchadelyk
te
( * Gr. Plakkaatb. I . D . b l . 1 3 0 0 ,
{ j j A r t . 4 1 . Z i e I V . D . b l . 5 2 6 .
1« D iU i V« Stuk.