II,
Afdeel.
LV.
H oofdstuk.
P a t r y z e n -
Y a n g f t .
Perdix afkomftig, zo wel als de Spaanfche naaol ,
Perdiz en de Neerduitfche. De Duitfchers noe-
men hem Veldhoen, die van Silezie Raeb-Hubn,
en de Sweeden Rapp-Hoena.
De Patryzen zyn in Engeland,, Vrankryk,
Duitfchland, en overal daar de Landen tot Koora
gebouwd worden, taamelyk menigvuldig. De
Boeren vangenze dikwils, door middel van Netten
of Strikken, in het ftaande Koorn; doch
dewyl zy aangenierkt worden onder het Edel
Gevogelte te behooren, zo mag zulks in de
meeften onzer Provintiën niet dan door de Ede.
len des Lands o f daar toe gekwalificeerden ge-
fchieden. Zelfs in de bejlooten tyd, die in ’t
Sticht van Utrecht bepaald is van den 15 D e cember
tot den 15 September des volgenden
Jaars, mag niemand,hoedanig ook,eenige Haazen,
Faifanten, Korhoenderen of Patryzen, fchieten,
noch ook metWar-Garen of Strikken vangen o f
befchadigen, op de verbeurte van den Vangft,
Netten, Werktuigen , en vyftig Guldens daarenboven.
In Vriesland is de Jagt op Haazen,
Patryzen of eenïg ander W ild , tuffchen den 1
Februaryen den 1 Oktober, verbooden, op de
Boete van 50 Goudguldens, benevens het gevangen
Wild , de Netten, Vogels en Honden, en
op de Sneeuw t’eenemaal (*). In de Provincie
van Groningen is dit laatfte ook ongeoorlofd,
en de beüooten tyd heeft plaats van den 1 Janu*
ary
( * ) Nederl. jdarb, v a n i y j o . b l a d * . 1 4 0 4 > 471 '
ary tot den 15 September, moetende alle een- n.
jaarige Pacrys- o f ook ouder Hennekens, wan- A fdeel.
neer zy levendig gevangen zyn, altoos losgela- H
ten worden op de Boete van tien Guldens ( f ) . stok.
In Holland ftaat geen anderen, dan die tot de P*ttyu
Jagt bevoorregt en geregtigd z y n , het Patryzen
vangen vry, en zulks alleenlyk met den Z a k , ’ t
Schild o f levendig Paard: mogende niemand buiten
verlof van den Houtvefter eenïge Vlouwen,
Rennen, Wargarens o f dergelyke Netten Hellen
, anders dan op zyn Grond o f Buiten plaats,
ter boete van 25 Guldens, verbeurte der Netten
, en 25 Guldens voor ieder gevangen Vogel
(D. In de Provintie van Overyffel was het
Patryzen fchieten in de Vlugt geoorlofd (§).
Het Landvolk weet egter, op plaatfen daar Eigen
hun deeze Jagt verbooden is* zig op veelerley fchaPPefc
wyzen meefter te maaken van dit lekkere W ildbraad
; doch inzonderheid , door middel van een
Wyfjes Patrys of Hennetje, des avonds wanneer
het in de Bronsttyd is, de Mannetjes naar
zig lokkende, o f o o k , door middel van Fluitjes ,
derzelver Gezang naarbootzende. Met Windhonden
kan menze gemakkelyk Jaagen * want
die ruiken de Patryzen zeer ver. Des Winters
onthouden zy zig in groeven van Sneeuw, die
aan beide enden open zyn. Hun Voedzel be-
• Haat
(f) De zelfde van l y f i , bladz. 1344.
(t) De zelfde van 1740, bladz. 1080, ioSi.
1$) De zelfde van 1748, bladz 746.
ï» D*ii. V. 3tvk, D d