B e s c h r v v i n g
XL
Hoofdstuk.
Oijeraar.
198
met die der Herkaauwende Dieren heeft.
Schwenkfeld heeft ’er Beendertjes van Vogelen
in gevonden. De Krop plagt dienftig geoordeeld
te worden tegen Vergift. Men neefc
ook veel op gehad met de kragten, zo van het
gedeftilleerde Water , als van het Afkookzel
van geheele Oijevaaren, als ook van de Olie en
het vlugge Zout, door de Scheykunde uit dee-
ze Dieren gehaald: zelfs is ’er nog eenTegen-
giftige Bereiding in eenige Apotheeken bekend,
die uit het gedroogde Bloed der Oijevaaren en
het vafle Zout van derzelver Maag, met eenige
andere Ingrediënten, onder anderen Befoar-
Steen en Theriaak, door middel van uitgeperfle
Olie van Pynappel-Pitten , tot een weeke Kon-
ferf gemaakt wordt '(*) ; doch hedendaags is
men, ten minden hier te Lande, byna genezen
van het Bygeloof, om te vertrouwen op
bygevoegde Middelen , waar van de kragte*
loosheid blykbaar is. Het gebruik van den
Drek tegen de Vallende Ziekte, o f tegen de
Jigt, wanneer dezelve met Eenden-Vet of Var-
kens-Reuzel tot een Smeering is gemaakt of
ingenomen wordt ; o f van de Eijeren , gekneusd
en in Wyn afgetrokken, om het Hair
zwart te maaken : fchynt niet minder be-
lachlyk,
(8)
(*) Elefhmrium de Ciconia, lAlexipharmacum, Crollii:
vide Pharmacopieam Screderi.