LVÜI.
Hoofdstuk,
Gebruik.
Geftalte.
hadden, die Griekfch en Latyn praatte: dgag-
lyks hoorde men hem iets nieuws zeggen, en
dikwils werden] geheele redeneeringen van hem
herhaald. Zo dit waar is, moeten deze Vogelen
diestyds vernuftiger zyn geweeft dan heden.
Egter meldt G esnerus , dat hyr een
Spreeuw gezien had, wordende by de Nagte-
gaalen opgevoed, die, zyn Poot bezeerd hebbende,
Mieren-Eijeren nam, dezelven met zyn
Bek kneusde, onder zyn Wieken broeide, en
vervolgens ’er den Poot mede w re e f, die in
weinig Dagen genezen was.
Onder de Ouden waren de Spreeuwen niet
alleen een gemeene, maar zelfs een zeer geag-
te Spyze. G a lenu s fleltze onder de Voedzels
die niet alleen gezond en voedzaam, maar zelfs
dienftig zyn voor de genen, die met Graveel
o f met den Steen zyn gekweld. Zulks, egter,
moet men flegts verdaan van jonge Spreeuwen,
en in de Herflt, wanneer dezelven vetter, teerder
en fmaakelyker zyn, om dat zy alsdan veel
Vrugten en Druiven eeten: want oud zynde of
mager, is hun Vleefchhard, onaangenaam van
fmaak en moeielyk verteerbaar. Veelen agten
het Spreeuwen-Vleefch bitter, doch A lbin
ze gt, dat het daar van bevryd wordt, door ’t
afneemen van de Huid, en de Kop moet vooral
’er worden afgefneeden, om dat die, zo men
w il, naar Mieren ruikt.
De grootte en geftalte van deeze Vogelen is
zeer bekend. De Kleur zwartagtig , met een
Pur«
4 7 5
Purper- en groenen weerfchyn van boven en op jf
de Bord; van ondereD met enkel groen gloei- A fdeel.
jende: de tippen der Vederen van ’t Bovenlyf LVIlf.
rosagtig, die van ’t Onderlyf witagtig : de stuk? '
Staartpennen donker Afcbgraauw.bruin , met de
bui ten de randen rosagtig. De Oogkringen Ha-
zelnooten-kleur: de Bek aan den wortel geel-
agtig , naar de punt toe bruin_: de Pooten
Vleefchkleur. Het Wyfje heeft de Kleur van
de Rug niet zo glimmende en den Bek geheel-
enal bruin.
Ik weet naauwlyks wat het zeggen wil, dat Verfchei-
’er weinig Soorten van dit Geflagt in Europa, denheclen*
doch in de beide Indiën bynci oneindig zyn
In ’t Werk van B risson , immers , vind ik
maar drie uitheemiche Spreeuwen, daar hy wel
vier Verfcheidenheden heeft van den Europi-
fchen . een ^witten , naamelyk, wiens Bek een
weinig naar het roode trekt: een zwart en witten,
wiens top van ’t Hoofd, de Hals, Slag- en
Staartpennen, zwart zyn , het overige wit, en
de Bek, van den wortel af tot aan het 'midden
der langte, zwart, voorts geelagtig : een met
een witten Kop, by Johjnston uit Aldrovan-
düs afgebeeld, die ook den Hals, de Borft en
Buik , wit heeft, met blaauwagtige vlakken ;
den Bek w it , de Pooten geel; maar de Slagen
Staartpennen even als in de ge woone Spreeuw,
uitgenomen dat de twee buitenfte Pennen van
de
(*) Faun, Suecica, p. 70.