L.
Hoofdstuk.
II.
Cafuurius,
Kaiuaris.
Pi.XLVI.
* ** O*
(2) Struisvogel met drie. Vingerige Pooten, den
top van* ’t Hoofd en de Keelkwabben kaal.
De gewoone naam van deezen Vogel is Ca-
fuarius, o f, zo Klein fchryft, Cafearius, in ’t
Franich Cafoar, in ’t Engelfch Cajfawar of Cas-
fovuary, en, volgens onze Uitfpraak, Kafuaris.
Men noemt hem, in ’c Franfch, ook wel Cafuel
o f Gafuel, zonder dat de reden van deeze be-
naaming blykbaar is. Moehring geeft ’er den
naam van Cela aan. De Ouden , gelyk Clu-
siüs en Aldrovandus , hadden hem Emeu of
Eme geheten.
Hy onthoudt zig in Alle, op Sumatra en ee-
nigen der Molukkifche Eilanden. In Europa
was hy niet bekend voor den jaare 1597: immers
geen Schryver hadt ’er melding van gemaakt.
De onzen bragten ’er, op de terugkomft
van hunnen eerften Togt naar Ooftindie, één
mede, die hun, als iets zeldzaams, door een
Vorft van Java gefchonken was. Zes Jaaren
daarna, bragten zy nog twee anderen med
e ; doch deeze zyn op de Reis geftorven.
De eerfte, dien de Heer Perrault ontleede,
was, in ’tjaar 16 7 1 , aan Lodewyk den XIV.
gezonden door den Gouverneur op Madagaskar,
die
(2) Struthio Pedibus tridaótylis, Vertice Palearibusque
jiudis. iy f l . N d t . X. Cafuarins. Olear. M u f . 23. T. 13.
f. 2. Alb. M y . II. p. f6. T 60. Emeu. Dodart. Mem.
377. Raj. M v . C L v s .E x0 t.9 s ; . Bont- f a y . 71. WxU-.
Otn- io f T, 2j. Worm. M u f , Jonst. «✓ fVt I 72» 5^'
A ldr. Orn. L. 20. T. 541.
die denzelven van Kooplieden, uit Indie terug u.
komende, gekogt hadt. Hy heeft vier Jaaren A fdeel.
te Verfailles geleefd. Hootd-
Van de Eigenfchappen deezes Vogels is weinig stuk.
bekend, dan dat hy gemakkelyk te temmen Eigen-
zy. Hy verweert zig met den Nagel van z y n fchappen‘
middelften Vinger, die langer dau de anderen
is. Zyn Voedzel fchynt, gelyk dat der Vogel-
ftruifen, meelt inVrugten tebeftaan. Hy Hokte
ook byna alles in, zelfs geheele Sinaas.Appe-
len en Hoender-Eijereh met Dop en al, die hy
fomtyds ongefchonden weder van agteren loosde.
Zyn gewoone Spyze was Wittebrood, ’t
welk men hem by brokken toewierp. . Zyn Ei.
jeren zyn niet veel kleiner dan die der Vogelftrui-
'fen, maar eenigermaate groenagtig Afchgraauw,
met kleine groene pukkeltjes o f uirgeholde
Kuiltjes.
In de befchryving welke van deezen Vogel,
in het Berigt van den eerften Ooftindifchen
Togt der Hollanderen , gegeven wordt, zegt
men, dat hy inzonderheid verwonderlykis, om
dat hy geen Vleugels heeft noch Tong. De Heer
Perrault bevondt, dat de Kafuaris, die door
hem ontleed werdt, van beiden was voorzien.
De voornaamfte byzonderheid, welke hy ’er
in aanmerkte, beftondc inde Veeren, welke
niet alleen, gelyk die van den Vogelftruis,
Donsagtig gebaard zyn , maar bovendien nog
iets aanmerkelyks hebben.
Ten opzigt van de Vederen der Vogelftrui- De Vee. I, DSM. Vj Stwk, V 4 rea’