II, Zwaluw in grootte eenmaal overtreffende, o f
A fdeel. eens zo groot zynde, naar men zegt. De Kleur
Hoofd* 1s van ^oven donker - bruin, van onderen wit,
stuk. aan de zyden bruin gevlakt: zy heeft een bruine
halskraag, met zwarte vlakken: de 'Staart*
pennen zyn van boven donker- van onderen
bleek-bruin : de Pooten tot de Vingeren toe
met Wolligheid bezet: de Staart weinig gevorkt.
Men vindtze in Spanje , inzonderheid aan de
Straat van Gibraltar.
L X VI. H O O F D S T U K .
Eefcbryving van 't Geflagt der Geitenmélke-
ren , zo Europifebe als vreemde Vogelen.
N a a m . T Y e naam van Caprimulgus, dat G eitenmel-
- L ' per betekent, wordt gegeven"aan zekere
‘ Vogelen , die het laatfte Geflagt uitmaaken van
de Tweede Klaffe of Afdeeling in het Samenflel
.van L innæus. De Engelfche , Franfche en
Hoogduitfche naamen, Goat-Sucker, Tette Chèvre
en Geifz-Melcber, zyn daar mede overeen-
komltig en zien op zekere Eigenfchap dezer Vogelen.
Van de Franfchen wordt ’er ook de
naam van Crapaud-volant o f vliegende Pad aan
gegeven, van wegen de geftalte en kleur. De
Ouden hebbenze by de Kat-Uilen geplaatft, om
dat zy by nagt vliegçn , en daarom noemde
menze in ’t Griekfch Nyfticorax ofNagtraaf,
in
» 't Fraofch Effray, o f Fnzaye,in % Engelfch , ,
Cbvm Owl en Fern-Owl, dat is Karn-of Varen- jWJfc
0,1 in ’ t Hoogduitfch onder anderen ook lag- t)oOFD.
Sclaeffer, dat is Dagflaap. | g en Charleton stü*.
voegenze ook, om die reden, by de Uilen,
doch Brisso.s en Linnjïüs naaft aan de Zwamden
, waar mede de Kenmerken meelt overeen- .
k0,DezeWen , naameljk, b e to n in een Icrora.^»—
me, zeer kleine,, Elsvormige Bek, aan ’c grondftuk
neergedrukt; hebbende aan den BekHantjes
op een ry , als die d e r Oogleden m de.Men-
fchen, en een zeer wyde gaaping. Dat oe
Staart niet gevorkt, maar enkeld zy ; onder-
fcheidt den Geitenmelker, by B risson, van de
Zwaluwen. Daarenboven zyn de drie voorlte
Vingeren of Klaauwen, tot aan het eerfte 9 e*
wricht, met een Vliesje te famen gevoegd , en
de bïnnenlte is, aan de binnenzyde, als een Zaag
getand. _
L,»«®s beeft van dit Geflagt maar twee Soonen.
Soorten, en Brisson telt ’er zeven, waar on,
der die van L iwn^ üs zyn begveepen. j
• f 11 Geitenmelker mei de Neushiisjes als afgejleeiev. ï.
V' J . . t-,:;. Europa«!. „ a- . y Euröpifche.
(i) Caprimulgus Narium tuhis obfoletis. Sylt. pj, XL1X.
Gen- 102. Hirundo Cauda integri. , Ore fetis
fa u n . Suec. 248 Caprimulgus. Bell A t r . 28. a. Gesn.
242. Jonst. A t v . 53. T. 20 WiM.. Or». 70, *•
i 4. R aj. A r - 26. n. X1 A lb. >Ar- E P* 10, T.
Fbisch. M * . T. io i . C atesb. Car I, p- 8. T. 8. B.
Caprimulgus minor Americanus. C atesb. Cur. Hl- p,
*6. T- 16. Edw. Atv- 63« T> ^3-